In Amsterdam is het ITS Festival 2018 voor afstuderende theatermakers in volle gang. Op dag 3 begon het grote kiezen: op 21 juni waren er maar liefst acht individuele producties te zien. Ik legde prioriteit bij de voorstellingen van studenten die als maker afstuderen, maar kon zelfs dan slechts twee van de resterende vier stukken bezoeken. Een moeilijke keuze, maar tot mijn vreugde waren deze twee totaal verschillende performances allebei zeer de moeite waard.  

Het publiek zit bij Fuckboy, je maintiendrai van Stephen Liebman aan weerszijden van een rommelige slaapkamer. Het bed is van Markiezin De Merteuil, en zij ontvangt daar haar rivaal en partner-in-crime Burggraaf De Valmont, met wie zij doortrapte plannen smeedt om hun beider lust en wreedheid te bevredigen.

Inderdaad: Liebmans afstudeervoorstelling is een bewerking van Les liaisons dangereuses, de klassieke, achttiende-eeuwse brievenroman van Pierre Choderlos de Laclos, die vooral via de Engelstalige verfilming van Stephen Frears in 1988 toetrad tot het hedendaagse collectieve bewustzijn. Maar een andere bewerking oefent een sterkere invloed uit op Liebmans stuk: Kwartet (1980) van Heiner Müller, die de anecdote van de roman comprimeerde tot een stuk voor twee spelers die continu van rol wisselen in de uitleving van hun perverse fantasieën.

Fuckboy, je maintiendrai komt ergens in het midden uit tussen de verhalendheid van de roman en de theatrale abstractie van Kwartet. Net als in het stuk van Müller beperkt het stuk zich tot de confrontatie tussen Merteuil en Valmont, en draait het daarmee vooral om de taalstrijd tussen de twee. Liebman laat hen echter veel minder ook andere identiteiten spelen, en volgt de concrete psychologische lijn van roman en film.

Het is interessant hoe de regisseur met de andere personages in het stuk omgaat: Madame de Tourvel, het voornaamste slachtoffer van de manipulaties van de hoofdpersonages, wordt in een volledig stille rol neergezet door Nadia Babke, die de vernederingen van Valmont als een willoos object ondergaat. Het legt een dubbele laag onder het feit dat de graaf uiteindelijk toch verliefd op haar wordt: ook dat is in deze versie een holle emotie, eerder een uiting van alles wat Valmont op haar projecteert dan een oprecht gevoel voor iemand anders.

De acteurs excelleren in Liebmans regie. Chris Peters en Camilla Siegertsz zijn aan elkaar gewaagd, waarbij Peters’ Valmont vanaf het begin zwakker in de strijd staat dan zijn ijskoude tegenspeler vanwege de subtiele onzekerheid die hij hem meegeeft. Siegertsz is superieur als de meestermanipulator die geen enkele kwetsbaarheid toont maar uiteindelijk ook zichzelf te gronde richt met haar ijdelheid en eerzucht.

De manier waarop Liebman Merteuil aan berouw ten onder laat gaan is echter de zwakste keuze die hij maakt. Wat het personage in zowel de filmbewerking van Frears als in Kwartet zo fascinerend maakt is juist haar compromisloosheid, het feit dat ze liever zou sterven dan toegeven dat ze aan zoiets banaals als liefde ten prooi zou kunnen vallen. Door haar emotionele instorting berooft Liebman haar in zijn bewerking van haar ontregelende hardheid en reduceert hij haar tot een cliché.

Desalniettemin is Fuckboy, je maintiendrai een spannende update van een klassiek verhaal geworden, dat vooral indruk maakt vanwege de scherpe spelregie.

Disclaimer: ik ben over het algemeen geen fan van kleinkunst. Al te vaak verzandt het genre in banale persoonlijke observaties of anecdotes die worden ‘opgeleukt’ met liedjes of typematig spel. Judith speaks French, de afstudeervoorstelling van ATKA-alumnus Judith Schrijver, lijkt die vooroordelen (want dat zijn het natuurlijk) in eerste instantie te bevestigen: op dat typische maniakaal vrolijke kleinkunsttoontje vertelt ze ons over haar fascinatie voor danseres en choreograaf Loïe Fuller, die aan het eind van de negentiende eeuw furore maakte met haar unieke Serpentine Dance. Ze schakelt van zijspoor naar zijspoor in haar vertelling en raakt maar niet voorbij de anecdotische oppervlakte.

Toch begint er langzamerhand iets in de voorstelling te kantelen. Ten eerste valt niet te ontkennen aan dat Schrijver een geweldig getalenteerde vakvrouw is: haar beheersing van fysiek spel, zang en tekstbehandeling wekken vanaf het begin van de voorstelling indruk en de manier waarop ze schakelt tussen de verschillende vormen is onnavolgbaar. Nog belangrijker is echter dat de maker langzamerhand meer kwetsbaarheid in haar spel toelaat. In een scène waarin ze onder de dekens van haar bed is gekropen probeert ze zo goed mogelijk het exacte moment na te vertellen waarop ze verliefd werd op Fullers kunst. Het is het kloppende hart van de performance: Judith speaks French is eigenlijk een rijkgeschakeerde poging om een verpletterende persoonlijke kunstervaring zo eerlijk mogelijk naar het publiek te vertalen.

In latere scènes weet Schrijver ook van Fuller een mens van vlees en bloed te maken: hartverscheurend is de scène waarin de danseres in een brief bekent dat ze zich zo minderwaardig voelt aan de kunst van de door haar bewonderde choreografe Isadora Duncan dat ze het dansen wil opgeven. Via de getuigenis van haar idool weet Schrijver zo haar eigen worstelingen en onzekerheden te contextualiseren, en zet ze de chaotische, pleaserige eerste helft van haar performance in een ander licht.

Op het moment dat Schrijver zich er eindelijk aan waagt om de Serpentine Dance van Fuller zelf te performen ben je helemaal met haar mee, en in een optimale positie om de schoonheid van de performance door Schrijvers ogen te beleven. Het maakt van Judith speaks French een ontroerende voorstelling over de impact van kunst en de worsteling van de kunstenaar.