Hoe een collectief in collectief zijn eigenheid laat zien in acts.

Henrike Commichau en Mona Vojacek Koper kennen elkaar van de Toneelschool in München, waar ze bij elkaar in de klas zaten. Tijdens hun eerste act samen kampeerden ze op een willekeurige dag voor de Apple Store om ‘verlichting te zoeken bij hun tempel met God Steve Jobs’. Sindsdien maken ze samen theater, performances en onlangs de serie Urlaub in Deutschland. In 2018 deden ze als collectief hashtagmonike auditie bij Theaterhaus Jena dat nu onder leiding staat van Acteursgroep Wunderbaum. Sinds 2019 zijn ze vast lid van het ensemble. Hun stijl blendt organisch over in die van Wunderbaum, maar ze onderscheiden zich als feministische theatermakers met Saturday Night Live-humor. Ik spreek ze via Zoom na hun repetitie voor Friendship Never Ends in Jena. 

Vorige zomer zag ik twee avonden van jullie serie Urlaub in Deutschland op het festival van het Theaterhaus in Jena, waar veel twintigers en dertigers op afstand van elkaar op strandstoelen zaten te kijken naar jullie buitenpodium. Ik vond het ontroerend dat het hele ensemble een warming-up deed voor publiek als begin van de avond. Het zag er heel veilig uit. Hoe ervaren jullie dat?
Henrike: Dat was heel speciaal, want het was de eerste keer dat we daar als heel collectief van Theaterhaus Jena stonden.

Mona: Onze werkwijze daar heeft veel collectieve structuren, dat is ook hoe Wunderbaum werkt. Als Walter (Bart, onderdeel van Wunderbaum en nu in Jena wonend, red) de regie doet, is het een Wunderbaum-regie, niet alleen vanuit zijn eigen smaak. Soms doet iemand een eindregie, soms beslissen we om alles samen te bepalen van begin tot première. Wij zijn het enige collectief in het collectief.

Henrike: Het is heel fijn om theater te maken in Jena, de sfeer en vibe is heel goed. De studenten die komen kijken, pakken het werk heel goed op.

Mona: Het publiek is zo jong. Bij de Münchner Kammerspiele (waar Henrike en Mona speelden in Don’t Worry Be Yoncé, red) waren we grijsharig publiek gewend. Ik heb nog nooit een platform meegemaakt waar de sfeer zo levendig is als hier. Urlaub in Deutschland was Henrikes idee, we startten het op met hashtagmonike en Walter. We vroegen er een regisseur, cameraman en het hele ensemble bij. Het was een groot project voor ons: we hadden nog niet eerder op die manier een grote serie van films gemaakt.

Zien anderen bij Theaterhaus Jena jullie als het collectief-in-collectief of als medemakers?
Mona: Ik denk wel als collectief. We werken ook autonoom en zaten in verschillende voorstellingen bij Theaterhaus Jena. We hebben elk jaar een ensemblestuk waar iedereen in speelt. In ons laatste groepsstuk hadden we een scène met ons tweeën. Al heeft het niks met ons collectief te maken: dat wordt dan wel de hashtagmonike-scène genoemd.

Henrike: Omdat we nu zes jaar samen hebben gespeeld, begrijpen we elkaar sneller. In ons tweede jaar op de toneelschool begonnen ze te experimenteren met dat je eigen acts moest maken met een paar mensen: dat beviel meteen heel goed.

Mona: We wilden altijd al documentair theater maken: iets uit het leven grijpen en tot theater maken. Henrike en ik snappen popcultuur-referenties van elkaar meteen. We zijn een jong collectief en nemen internetcultuur in ons werk op. We kijken dezelfde Saturday Night Live-filmpjes. Die maken een uitvergroting en dan een omslag naar serieuze en politieke thema’s. Dat zetten wij ook in. Het woord ‘hashtag’ in onze collectiefnaam verwijst naar het feit dat hashtags vaak politiek ingezet worden, voor solidariteit. Mensen kunnen verbinden door een hashtag. Het documentaire theater en die omslag van grappige uitvergroting naar de serieuze onderlaag en politieke thema’s, verbindt ons met Wunderbaum. We willen fenomenen die met ons te maken hebben tot theater maken. De overeenkomst is toeval: we kenden Wunderbaum, maar toen we auditie deden, paste de manier waarop ze stukken benaderen en beginnen met humor waar veel lagen onder zitten zo precies bij elkaar.

Welke rol speelt Jena in jullie werk?
Henrike: Voor onze auditie namen we een filmpje op waarbij we in schermkostuums naar een corps-achtig studentenhuis met alleen maar jongens gingen. We zeiden dat we lid wilden worden van hun club. Het was een commentaar op dat soort studentenverenigingen, waar alleen jongens die afstammeling zijn van witte families worden geaccepteerd. We zitten in het oude Oost-gedeelte van Duitsland en leggen de focus op het racistische restje in Jena. We brengen het theater ook de straat op. Laatst op Internationale Vrouwendag deden we een performance waar we een plein in Jena omdoopten tot ’Platz für Sorge’ (‘Square for care’) om meer aandacht voor de zorg en voor elkaar zorgen (op werk) te genereren.

Henrike: We proberen ook echt met mensen uit Jena te maken. Als we werken aan Witch Bitch, ons stuk over heksen, praten we met een historicus die hier vandaan komt. Voor Damenwahl (Ladies Choice), ons eerste stuk bij Theaterhaus Jena dat over abortus ging, nodigden we een gynaecoloog uit Jena uit om mee te praten in een nagesprek.

Is het een gevaar voor jullie werk dat het jonge publiek hier het meestal al met jullie eens is?
Mona: We zijn fan van nagesprekken en daarin hebben we veel interessante discussies. Bij Damenwahl zijn veel jonge mensen het dan inderdaad met ons eens, maar we hadden ook veel verschillende invloeden en dat was goed om de discussie dieper te kunnen voeren. We hadden momenten waarbij we ons aangevallen voelden. Dan wordt het wel even warm in de kamer… We leggen heldere meningen neer en daar kunnen mensen het zeker niet mee eens zijn, maar we willen mensen niet shockeren of boos maken.

Henrike: De gynaecoloog die we hadden uitgenodigd voor het gesprek zei bijvoorbeeld dat je bij een studie geneeskunde leerde hoe abortus uit te voeren, maar de geneeskundestudenten verbeterden hem dat het waar was wat wij zeiden: dat dit ontbreekt in hun studie. De gynaecoloog werd teruggevraagd voor een nagesprek van een ander stuk. Hij was verbaasd, maar dat is juist wat we willen: in gesprek blijven zonder het persoonlijk te nemen. De discussies voeren we op een creatief niveau. 

Hoe zoeken jullie diversiteit op?
Mona: We hebben het er veel over gehad dat we te homogeen zijn in ons ensemble, al zijn we wel op Europees niveau divers. In Jena werken we met mensen uit veel verschillende culturen, maar we zoeken naar meer diversiteit en zijn nog niet altijd blij met hoe dat gaat. We trappen steeds in de val van samenwerken met dezelfde groep, omdat we elkaar zo goed kennen. We blijven wel zoeken naar mensen met andere meningen en achtergronden dan de onze. In onze vriendschappen hebben we ook botsende meningen en dat gebruiken we wel voor onze stukken. Wat heb ik nou aan m’n fiets hangen was een voorstelling met Wunderbaum die veel verschillende culturele perspectieven liet zien.

Henrike: Anderhalf jaar geleden maakten we in Potzdam met een bevriende maker het stuk Jeanne. Ein Fest. over de verromantisering van kolonialisme. Daar werkten een universiteit, orkest en koor aan mee, uiteindelijk stonden er honderden mensen op het podium. Er was een regisseur, maar wij waren ook onderdeel van het regisseursteam.

Jullie repeteren nu aan Friendship Never Ends. Hoe gaat dat proces?
Mona: Het is heel leuk! Het is ook de eerste keer dat we met een gastacteur werken, Lorenz Nolting. Hij speelt, wij maken en spelen. Het is interessant om dat eens te ervaren. We kennen hem al een tijdje en hij heeft ook als regisseur aan een stuk meegewerkt in Jena. Hij maakt ook veel theater en is actief in ensemble-netzwerk, een officieuze vakbond voor solidariteit en meer rechten voor acteurs.

Hoe gaat het met de positie van de theatermaker en de solidariteit onderling in Duitsland?
Mona: Het ensemble-netzwerk is nu vijf jaar actief. Het is gek hoe lang het heeft geduurd voordat die organisatie ontstond. Als je hier van de toneelschool komt, ben je weer alleen. Er wordt bijna op neergekeken als je wil samenwerken. Het is echt ellebogenwerk: ieder voor zich. Het is een opluchting een open gesprek te hebben over hoeveel je verdient en dat niet voor jezelf te houden. Er is een netwerk voor acteerstudenten en een ouder netwerk, in totaal zijn het ongeveer duizend mensen. Er wordt veel gepraat over minimumloon voor acteurs, dat de afgelopen jaren ook echt beter is geworden – al is het nog niet waar het moet zijn. Er worden ook meer discussies gevoerd over dat je alleen met een onbetaalde stage het werkveld in kunt komen, doorwerken in het weekend en hoe een gezin te hebben als theatermaker.

Henrike: Theatermaker zijn is ongebruikelijk in Duitsland. De acteur waar we nu mee spelen, Lorenz, heeft acteren en regie gestudeerd, dat komt weinig voor.

Mona: Er zijn wel collectieven, maar die werken in de vrije sector. De theaters in de steden ondersteunen collectieven meestal niet zo. Daarom was het voor ons ook zo bijzonder dat Wunderbaum in het Theaterhaus Jena wel collectieven wilde laten zien. Zij hebben hun samenwerking met Theater Rotterdam, wat niet zo vaak voorkomt in Duitsland. Het is hier veel gebruikelijker om bij een ensemble van een theater te gaan met een tweejaarcontract. Toen we wilden auditeren bij Theaterhaus Jena en Wunderbaum zeiden onze klasgenoten ook: ‘niet doen, dat is geen goed idee!’

Henrike: Er was nog geen voorbeeld van. Niemand vertelt je op de toneelschool dat je ook je eigen werk kan gaan maken, in een collectief of alleen. Er is een druk die op je wordt gelegd in de theaterwereld: je moet eerst bij een kleiner theater een twee-jaarcontract krijgen, dan moet je meteen door naar een groter theater: je moet die ladder opklimmen!

Mona: Er is een meer klassiek idee over de verantwoordelijkheid en onderdanigheid van een acteur. Wunderbaum zegt altijd het woord ‘theatermaker’, daar houd ik echt van. We zagen onszelf altijd al zo, maar de klassieke ideeën over stukken in de canon hier zijn zo oververtegenwoordigd. Er moet altijd een gedeelte van de stukken in grote theaters van oude schrijvers zijn, zoals Schiller en Goethe. Wij waren altijd al meer geïnteresseerd in ons eigen werk maken, improviseren en schrijven. Er zijn wel regisseurs die bij een theater horen hier, maar nooit huiscollectieven, behalve in Jena. Theaterhaus Jena staat erom bekend dat de artistieke leiding elke zeven jaar wisselt. Het is altijd een collectief dat het huis leidt, niet een oude man die er dertig jaar zit.

Waarom noemen jullie jezelf een collectief en geen duo?
Mona: We zeggen ook weleens dat we een theaterduo zijn, maar ik zou ons toch meer een collectief noemen door de manier waarop we werken: dat proces heeft veel collectieve structuren. Niemands idee ‘wint’, we maken alles samen. We vragen tot nu toe geen regisseur om ons te regisseren, dat doen we ook zelf. Soms kijkt regiseusse Lizzy Timmers mee, maar er is geen hiërarchie. Ze is meer een mentor of adviseur dan een regisseur. We hebben ook nog niet eerder met een schrijver gewerkt, al zijn we wel heel geïnteresseerd in die samenwerkingsvormen. Het is afhankelijk van geld of we dat ook kunnen onderzoeken.

Henrike: De overgang tussen spelen en onszelf regisseren is altijd lastig. Dan moet je ineens afstand nemen tot het materiaal en dan is het heel fijn als je iemand hebt die je vertrouwt, die ernaar kijkt. Als we samen zijn, kan één van ons van de vloer af gaan en die rol op zich nemen, maar als we een scène samen spelen kan dat natuurlijk niet.

Mona: Wunderbaum heeft een roteersysteem dat we heel cool vinden. Bij een groepsscène stapt steeds iemand anders eruit om naar de anderen te kijken. Dat is met z’n tweeën natuurlijk niet te doen.

Hebben jullie een zakelijke leiding?
Mona: Tot nu toe deden we alle pr, marketing en zakelijke leiding zelf, maar we zoeken wel naar hulp daarin. Het kost zoveel energie. We spelen in verschillende eigen stukken en in het ensemble, dus het is vaak te druk om daarnaast onszelf in de markt te zetten. We repeteren ons eigen werk, Henrike werkt met Lizzy Timmers aan het stuk Musik – Etappen einer Skandalgeschichte, Mona werkt aan de stand-up comedy monoloog All By MySelfie onder Theaterhaus Jena. Eén stuk per jaar maken was al veel voor ons. We zijn onze identiteit nog aan het opbouwen. We hebben ook ambitie om los van het collectief in stukken en films te spelen. Ik vind het soms lastig om op één plek te blijven. We hebben dat altijd wel heel goed gecommuniceerd. We startten als collega’s, maar zijn ook goede vrienden, we doen bijna alles samen. Als we iets anders erbij willen doen, is dat bespreekbaar, maar we willen veel tijd en werk stoppen in ons collectief.

Henrike: Mijn prioriteit is hier in Jena. Het is zo’n kans om dit hier te doen en hier te mogen spelen wat we willen. We leren van Lizzy Timmers en delen verantwoordelijkheid met haar en Walter. De zakelijke leiding van het Theaterhaus zorgt soms wel voor een hiërarchisch moment.

Mona: Bij planningen neemt de zakelijke leiding de leiding en geeft de doorslag. Er is al een opener idee dan bij veel theaters in Duitsland: je mag best aangeven als je echt niet kan en dan ben je niet meteen ontslagen, maar uiteindelijk moet er bepaald worden wanneer de stukken gaan spelen. Die keus maken we niet allemaal samen. Maar er is goede, gelijkwaardige communicatie en er wordt nooit een machtspositie ingezet.

Is er ook nog binnen het ensemble nog een bepaalde hiërarchie?
Henrike: Het was vanaf het begin duidelijk dat Wunderbaum of Walter het artistieke hoofd was. Als we bijvoorbeeld onze titel willen veranderen, hebben we het daarover met hem. Hij is het nu niet met ons eens, maar we blijven erover in gesprek.

Henrike: Aan het begin stelden we veel vragen aan Wunderbaum. We hadden een discussie over een quotum. Maar we zijn het vaak wel eens over wat werkt.

Mona: De manier waarop de stukken zijn opgebouwd, laat veel ruimte voor onze persoonlijkheden. We werken met acts, dus ik kan dingen in mijn act stoppen die ik in het stuk wil. Als iemand het niet goed vindt, kunnen we erover praten, maar anders blijft het er meteen in. Soms kan iets wat je erin stopt, het stuk ook weer bevragen: daar is ruimte voor. Voor Duitse begrippen is Wunderbaums theater heel avant-garde.

Henrike: Walter vertelde ons dat je eigen stuk maken niet echt nieuw is in Nederland. Hier is dat wel vooruitstrevend.

Mona: ‘Jullie maken een stuk zonder een tekst vooraf? Wauw!’, horen we dan.

Henrike: ‘Waar is Schiller?’ denken ze dan. Ze maken hier vaker een nieuwe versie van Antigone dan iets nieuws.

Mona: We zijn er vanaf het begin bij en hebben ook samen met Walter en de eerste makers nieuwe collectiefleden gekozen. Gastacteurs kiezen we ook samen, een gastacteur kwam zelfs terug zodat wij hem ook konden zien.

Wat betekent collectief zijn voor jullie?
Henrike: Als Mona mijn naam op een bepaalde manier zegt, kan ik horen dat er iets aan de hand is. Dan voel ik de spanning van haar stress, maar ken ik haar zo goed dat ik weet dat ik daar niet in mee moet gaan en rustig moet worden voor ons.

Mona: Een collectief zijn is voor mij een basisvertrouwen hebben onder je werkproces. Zelfs als je heel gestrest bent, kun je daarop terugvallen. Je hoeft jezelf niet uit te leggen. We hebben veel situaties waarin van alles lastminute moet gebeuren, maar die zijn we gewend. Soms hebben we drie nieuwe scènes een dag voor de première.

Henrike: Bij Witch Bitch veranderden we de nacht voor de première om twee uur nog de volgorde. We hebben van Wunderbaum geleerd dat je niet hoeft te stoppen met repeteren na de première. Dat is heel ongebruikelijk. Meestal is wat er staat op de première het stuk: de regisseur gaat weg en niemand mag meer aan het stuk komen. Ik vind het heel fijn dat dat hier niet zo is. In Duitsland mag je zelfs niet buigen en klappen na een generale repetitie, dat is een soort bijgeloof. Het was grappig om te zien dat de Nederlandse traditie minder heilig is. Dat lijkt me een gezonde aanpak.

Mona: Het moment dat ik me het meest een collectief voelde was toen we ons eerste stuk bij Theaterhaus Jena over abortusrechten maakten. We maakten daarna t-shirts met baarmoeders en gaven die aan de hele groep als premièrecadeautje: aan Lizzy, aan de technici. Na het hele repetitieproces voelde het pro-abortus stuk echt als een boodschap die we met zijn allen verkondigden. Iedereen steunde die gedachte, het was echt een groepsidee en groepsgevoel. Vooral met de technici en de pr-afdeling was het mooi om te delen. Ze hebben nog steeds vaak de t-shirts aan.

Henrike: Dat basisvertrouwen is er ook met hen. Er is geen angstcultuur, die helaas best gebruikelijk is bij andere Duitse theaters en die we weleens hebben ervaren. Toen we hier auditie deden, was het best verdrietig dat iedereen zei: ‘wow, ze zijn zo aardig, de sfeer is zo goed.’ Iedereen was daar tijdens de auditie verbaasd over.

Mona: Alleen al dat we de vraag kregen waar wij in geïnteresseerd waren, was heel anders dan we gewend waren. Op de toneelschool hoorden we vaak dat je dapper genoeg moest zijn om te falen, maar ik kon dat niet, omdat ik niet wist waar ik de dapperheid vandaan moest halen. Als ik faalde, had dat veel consequenties. Het voelde niet veilig. De auditie bij Theaterhaus Jena was de ideale vorm van auditie doen. Je hoort vaak: ‘je moet de auditie ingaan met wat jij wil, niet met wat zij willen zien’. Eerst dacht ik: ‘ik wil gewoon de baan’, maar bij Theaterhaus Jena was het echt mogelijk om te zeggen wat je wilde en voelde het als een uitwisseling van ideeën.


In het meinummer onderzoekt Theaterkrant Magazine wat op dit moment de waarde is van theatercollectieven. Als opmaat interviewt toneelschrijver Janneke Jansen (HET Collectief) de jongste generatie collectieven.

Hastagmonike maakt nu hun voorstelling Friendship Never Ends en werkt met het ensemble van Theaterhaus Jena aan Zur Wartburg over de geschiedenis van de stamkroeg van Theaterhaus Jena. Ook zullen ze Damenwahl online laten zien en speelt hun nieuwe voorstelling Witch Bitch weer wanneer het mag.

Foto: Eva Luise Hoppe