We naderen de eindstreep van het publiekloze theatertijdperk. Je kunt een voorstelling met dertien camera’s opnemen, het blijft goedbedoeld surrogaat. Het is heel jammer dat de Avond van de Kleinkunst in Carré niet een week later gepland was, want wie wil er niet in de zaal zitten als geswingd kan worden op Wasmasjien van Trafassi en het muzikale antwoord op die tropische hit. Maar de Avond was in ieder geval wel een waardig afscheid van het online theaterleven.

Je kunt de Annie M.G. Schmidtprijs winnen met het inhaken op een klassieker uit De Grote Nederlandstalige Jukebox. Yentl en de Boer deden het geniaal met Het is begonnen, het vervolg op Het is over van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. Dit simpele, maar zeer aantrekkelijke concept werd ook weer gebruikt voor de derde editie van de Avond van de Kleinkunst, een initiatief van het Amsterdams Kleinkunst Festival in samenwerking met het Radio 5 programma Volgspot.

Dit keer werd een nieuwe generatie kleinkunstenaars gevraagd een antwoordnummer te schrijven op De Bom van Ernst Jansz, Geen kind meer van Karin Bloemen, Het is altijd lente in de ogen van de tandartsassistente van Peter de Koning, Annabel van Hans de Booij en Wasmasjien van Trafassi. De artiesten die de hits enkele decennia terug hadden gezongen, kwamen eerst aan de beurt en alle ‘oudjes’ hadden er zichtbaar en hoorbaar zin in. Edgar Burgos ging bij Wasmasjien zelfs letterlijk op zijn hoofd staan. Ook het antwoord van Marcel Harteveld, die naar de wasserette moet omdat hij in zijn kleine woning geen plek heeft voor een wasmachine, was stevig dansbaar.

Peter van Rooijen heeft de tijd van de bom-dreiging van Doe Maar achter zich gelaten, maar beseft dat hij pas op z’n kwetsbaarst is als je echt gelukkig bent. Daarom hunkert hij naar een bunker in vredestijd.

Van der Laan en Woe gingen het verst in hun oergeestige antwoord op Annabel. Zij maakten zichzelf tot de twee zonen uit de relatie tussen de zanger van het lied uit 1983 en zijn vriendin, die er in Parijs maar een beetje op los hebben geleefd. De twee jongens werden aan hun lot overgelaten, vader Hans vertrok met de noorderzon en moeder Annabel raakte aan de drank. ‘Als je leeft vol vuur, zit een ander in de rook.’ We horen dat Annabel, net als in het origineel van De Booij (geschreven door Herman Pieter de Boer en Boudewijn de Groot) weer naar het station gaat, maar nu om zich voor de trein te gooien. De twee jongens hebben niet geleerd om echt liefde te geven, maar grijpen in het lied het wraakmoment met beide handen aan: ‘nu staan we in Carré oog in oog met de man die ons bedroog.’

Eveneens een fijn giftig antwoord leverde Martijn Kardol op het tandartsassistentelied van Peter Koning. De assistente van Kardol gruwt van die onsmakelijke mannen in de stoel, die naar ui stinken, met de resten spinazie nog tussen de tanden, en die dan nog het lef hebben om met de assistente te flirten. ‘Pas als ze klaar is met deze patiënten wordt het weer lente voor de tandartsassistente.’

Elke Vierveijzer draaide de tekst van Geen kind meer van Jan Boerstoel om van kind dat haar moeder verliest naar een moeder die een nieuw kind op de wereld zet. Een groot deel van het lied blijft in de schaduw hangen van Op ’n mooie pinksterdag, maar het slot is wonderschoon als de oude moeder weer voor zich ziet hoe haar dochter met de poppen speelde: ‘Wat is het mooi om weg te waaien onder de hoede van een kind.’

Een belangrijk deel van het succes van de avond kwam door de lekkere band van Ocker Gevaerts. Het zestal, met een paar pittige blazers, kon flink tekeer gaan met de Caribische ska en kaseko-ritmes die in veel nummers te horen waren. Het muzikale oud-en-nieuw idee is nog lang niet uitgewerkt. Graag in volgende edities deze band er weer bij.

Foto: Jaap Reedijk