De grondig gerenoveerde Papyruszaal van het Theater aan het Vrijthof werd gisteravond feestelijk geopend met de première van Shakespeares King Lear door Toneelgroep Maastricht. Een avond klassiek acteurstheater van zeer hoge kwaliteit.

Vaders die zich met fatale gevolgen in hun kinderen vergissen, dat is een belangrijke rode draad in Shakespeares King Lear. Wanneer hij afstand neemt van zijn troon en zijn land onder zijn dochters wil verdelen, stelt Koning Lear (Huub Stapel) de fatale vraag: ‘Wie van jullie houdt het meest van mij?’ Zijn gewiekste dochters Regan (Mieneke Bakker) en Goneril (Sylvia Poorta) verklaren hem in superlatieven de liefde, zijn oogappel Cordelia (Elisabeth De Loore) weigert daar, tot woede van haar vader, in mee te gaan en wordt verstoten. Al snel blijkt Lear een fatale fout gemaakt te hebben: Regan en Goneril behandelen hem schandelijk, zetten hem op straat en hij wordt waanzinnig. Alleen Cordelia had het echt goed met hem voor.

Daar tegenover staat de verhouding van Gloster (Porgy Franssen) met zijn twee zoons. Zijn bastaardzoon Edmund (Hans Trentelman) overtuigt hem er op slinkse wijze van dat zijn erkende zoon Edgar (Dirk Roofthooft) snode plannen tegen zijn vader smeedt. Gloster verstoot Edgar, die zich vermomt als de waanzinnige zwerver Tom Zonderland. Ook Gloster begaat een fatale fout, maar komt pas tot dat inzicht wanneer hem de ogen uitgestoken worden.

Regisseur Servé Hermans kiest ervoor om het verhaal van Gloster en zijn zoons, dat vaak omwille van de lengte flink wordt ingekort, zo volledig mogelijk te vertellen. Het resultaat is een behoorlijk complete Lear, waarin het accent op de fatale fouten van de twee vaders komt te liggen.

Voor Stapel was het de eerste keer dat hij zich aan Shakespeare waagde. En dan ook meteen aan King Lear, de Mount Everest van het Shakespeariaanse repertoire, waar klassieke Shakespeare-acteurs jarenlang zorgvuldig naartoe werken. Toch is de keuze voor Stapel een gouden greep: hij speelt de psychische ontrafeling van de warme, licht ontvlambare koning subtiel en doordringend, met veel precisiewerk. 

Opvallend is dat er veel acteurs met veel vlieguren in het theater op het podium staan, de gemiddelde leeftijd moet ergens voorbij de vijftig liggen. Het spel is er echter niet minder energiek om, en deze jarenlange theaterervaring betaalt zich bovendien uit in sterk, doorleefd en uitstekend gedoseerd spel over de gehele linie. Zo speelt Porgy Franssen zijn Gloster als een wat verwarde bejaarde met een flinke tremor. Het zou gemakkelijk lachwekkend kunnen worden, maar Franssen bewaakt zorgvuldig de grens.

Datzelfde geldt voor Dirk Roofthooft als de verstoten zoon Edgar die zich als waanzinnige zwerver vermomt. Hij speelt subliem de gek, maar wanneer hij dat masker weer af mag zetten laat Roothooft door middel van subtiele tics en bewegingen zien dat zijn karakter blijvend beschadigd is.

Hermans toont zich in deze King Lear een echte acteursregisseur, die zijn spelers in een somber ogend, donker decor de ruimte en de middelen geeft hun kunst op het hoogste niveau te beoefenen. Alleen zijn pogingen tot het inbrengen van de lach in het stuk slaan dood: de talrijke brieven die in het stuk van hand tot hand gaan zijn belachelijk grote, witte plastic vellen, waar overduidelijk niets op staat en die niet erg handzaam zijn. De nar (een sterk spelende Wilfried de Jong) beeldt in een wat langgerekte scène in zijn eentje met geluidseffecten een slagveld uit. Het is allemaal flauw, zeker wanneer het steeds herhaald of iets te lang uitgerekt wordt.

De nieuwe hertaling van Jibbe Willems balanceert behendig tussen de metafoorrijke, poëtische originele teksten van Shakespeare en de vlotte theatertaal die een stuk in de 21e eeuw vereist. Ook knap is de sfeerverhogende, onheilspellende muziek die Wilfried de Jong (op de contrabas) en Elisabeth de Loore (vibrafoon en percussie) live tussen het acteren door produceren. Bovenal is deze nieuwe productie van Toneelgroep Maastricht een feest voor liefhebbers van ijzersterk, klassiek acteurstheater. 

Foto: Ben van Duin