Met een intense stilte opent de warm belichte ruimte, waarin twee bewegers zijn opgesloten, althans zo voelt het lang. Masoumeh Jalalieh en SeyedAlireza Mirmohammadi wonen en werken in Iran, waar dans verboden is. Ze doen dus theater. In 2017 werkten ze lange tijd met Bára Sigfúsdóttir, een IJslandse choreografe die in België bij het choreografisch platform Grip onderdak vond. Hun voorstelling Being (2017) is deze week met andere voorstellingen van Grip te zien in Frascati en de Brakke Grond.

De stilte wordt opengebroken door synthetisch geluid. Abstract en minimaal zijn de prikkels, als signalen van een wereld die nauwelijks waarneembaar is. De subtiele compositie van Eivind Lønnin lijkt lang het enige dat de twee bewegers met elkaar verbindt. De vrouw, met een tulband op het hoofd en lange mouwen, richt zich uitdrukkelijk naar buiten. Haar kleine bewegingen zijn onderzoekend, alsof ze via haar lichaam de dingen in haar omgeving probeert te begrijpen en zelfs te matchen. De man is meer op zichzelf. In de achtergrond, afgekeerd van het publiek, oefent hij poses, aanzetten tot handeling.

Verzet versus flexibiliteit, zijn weerbarstigheid naast haar geraffineerde meebewegen – Being is duidelijk de uitkomst van een reflectie op de effecten van een onderdrukkend regime. Teheran heeft natuurlijk een enorme undergroundscene, maar alles wat publiekelijk wordt getoond, moet voldoen aan de eisen van de censor.

Sigfúsdóttir, Jalalieh en Mirmohammadi hebben een subtiele manier gevonden om de invloed van controlerende regimes, de internalisatie van verboden en geboden, om te zetten in een emotioneel geladen, ingehouden, intiem voorstel. In de herhaling toont zich de grens. In het gebrek aan onderlinge gestes tonen zich de ge-/verboden en de leegte. De warme lijven produceren haast sluimerend een moeilijk vatbare intensiteit, van geïmplodeerde expressie en dubbelzinnige, minimale tekens.

Soms gebruikt Sigfúsdóttir een metafoor, zoals wanneer de man zijn gezicht bedekt met zijn handen en van zijn hoofd een soort plant maakt, zijn gelaat verborgen achter een zeeanemoon of een buitenaards wezen. Alien in eigen wereld, je daar te moeten schuilhouden, maar ook juist op die grens taal en belichaming te vinden, op de grens ook van wat Iran en Noord-West Europa gemeen zouden kunnen hebben.

Het oogt simpel, maar het idee dat geen van deze lichamen het toegestaan is een eigen ritme te vinden, het slechts kunnen variëren en subtiel ondermijnen wat een regime aangeeft, tenminste in het openbaar, wordt stapje voor stapje navoelbaar gemaakt. Soms eindigt iemand met twee handen omhoog, soms wil er iemand in gevecht.

Het lichaam wordt bij Sigfúsdóttir een filter, dat als een groot zeebeest de maatschappelijke dagelijksheid filtert tot een even concrete als dromerige staat: halfslapende lichamen, intens vibrerend onderhuids, nooit bezwijkend onder de druk, steeds op zoek naar speelruimte.

Sigfúsdóttir maakt onderdeel uit van het Vlaamse choreografieplatform Grip, opgericht door Jan Martens en Klaartje Oerlemans. Being staat daarom samen op een avond met Passing the Bechdeltest, een indrukwekkende jongerenvoorstelling over de betekenis, noodzaak en geschiedenis van het feminisme. Ook in die voorstelling wordt een gevecht met conformisme en onderdrukking opgevoerd. De ernst van beide voorstellingen valt op, zowel in de inhoud, als in het consequent doorzetten van intenties en vorm.

Geen gemakkelijk programma daarmee, uitputtend zelfs hier en daar voor wie een zalig avondje uit wilde, maar ook opwekkend, zoals kunstenaars voorbij het gebruikelijke comfort van Westerse verworvenheden hun middelen inzetten om vorm te vinden voor het leven in absurditeit, en vertrouwen stellen in een publiek domein dat daar ruimte aan biedt.

Foto: Aëla Labbé