In de theatersector hebben nieuwe inzichten over eeuwenoude misstanden de afgelopen jaren onder meer geleid tot nadenken over klimaatneutraler produceren, Fair Pay, racisme en machtsmisbruik, al dan niet seksueel.Het werk is nog lang niet klaar. Wat moeten we met gevoelens van medeplichtigheid? En wanneer zijn we toe aan deze volgende stap: vergeving? Schrijver Han van Wieringen schijnt een licht.

Afgelopen september op een debat over Kritiek hield ik een openingspraatje. Zoals dat gaat nam de middag haar eigen koers en in het gesprek dat volgde werd er gesproken over de hoeveelheid witte stemmen in de kunstkritiek, en hoe problematisch een totaal witte blik is op voorstellingen van makers van zeer uiteenlopende achtergronden. Een gesprek dat ontstond na vragen uit de zaal en de behoefte aan uitwisselen hierover was groot. Ongemakkelijk was het, en soms ronduit gesloten of zelfingenomen of vijandig of wegkijkend. We eindigden die middag uiteindelijk op een onverzoenlijke noot. Was dit nu een gezond ‘staying with the trouble’ geweest dat nu eenmaal komt kijken bij emancipatoire processen? Of eerder een gesloten circuit van verontwaardiging op verontwaardiging? Mogelijk allebei tegelijkertijd?

\

Josien Stampe zit schuin tegenover me in groep 7. Ze heeft kastanjebruin, dik haar en een bleke huid. Haar vader rijdt op een Scania vrachtwagen, haar moeder houdt haar soms thuis van school terwijl ze niet ziek is, wat mij jaloers maakt. Ze verbluft me door midden in een felle ruzie haar hand naar me uit te strekken en ‘vrede?’ te zeggen. Zomaar, totaal gemeend. Haar oprechte gebaar overrompelt en de hete woede in mijn borstkas verschrompelt als een horcrux. Daarna bekijk ik haar met andere ogen. Ze is beslist gegroeid. Ze kan iets: zich losmaken uit een situatie waar ze tegelijk middenin zit. Die bewegelijkheid, twijfelde ik, kan dat gewoon? Het effect ervan was zo sterk. Het was het soort openheid dat met openheid beantwoord wil worden, onwillekeurig. En op geen enkele manier te vergelijken met wat in mijn familie de gebruikelijke werkmethode was – en is – bij conflict: ontkenning, wegdrukken, lijden in stilte, cumulatief laten toenemen tot een nieuwe ongecontroleerde eruptie. Dit woord, door Josien Stampe tien jaar, uitgesproken, wat was dat voor een morele toverkunst?

 /

Over onze sociaal culturele bewustwording van de afgelopen jaren, waarin Occupy, Black Lives Matter, MeToo en de wereldwijde klimaatbeweging een aandeel hebben, valt vast te stellen dat de middenklasse in het Westen zich meer en meer bewust wordt van hoe sociale en ecologische misstanden in elkaar steken. Hoe deze misstanden onder andere te verklaren zijn op de intersectionele as, waar klasse, geslacht, seksuele oriëntatie en verondersteld ras onrechtmatig veel verschil maken. Die bewustwording kan bij tijd en wijle aanvoelen alsof de schellen van de ogen vallen en nog altijd vallen. Het is een schokkend proces, waarin het dus ook voor de hand ligt zaken tijdelijk binair-der voor te stellen dan ze in wezen zijn. Niet in de laatste plaats omdat het een heel desoriënterende ervaring kan zijn: dat wat je kent is niet wat het leek. Je dacht dat Zwarte Piet prima was, dat is hij niet. Je dacht dat je met theater bezig was de wereld te veranderen, blijkt tegelijkertijd dat je dat totaal niet op groene wijze deed. Je dacht dat je niets over je kant liet gaan, blijkt dat je jaren laakbaar gedrag heb getolereerd. Je dacht dat je een aanrakerige en onzekere persoonlijkheid had, ben je je feitelijke machtspositie uit het oog verloren. Houvast is geboden.

Ik wil al deze verschillende emancipatoire processen, en persoonlijke posities daarbinnen even tegelijk beetpakken binnen dit stuk, en van ons één zoekende burger maken, maar daarmee natuurlijk niet over één kam scheren. We zijn totaal ongelijke grootheden én ook niet. De gemene deler hoe dan ook: de eenheid van plaats, tijd en ruimte, het hier en nu van de werkelijkheid.

Zelf heb ik gedacht, en misschien meer nog gevoeld, over deze kennis en inzichten: ik ben dus medeplichtig geweest. Doordat ík niet beter wist, heeft dit/iets/het langer kunnen plaatsvinden. Dat is een vorm van zelfoverschatting, meteen toegegeven. De grensovergang tussen geloven dat het uitmaakt hoe je leeft en zelfoverschatting is nu eenmaal onbewaakt. En ik houd het voor mogelijk dat dit gevoel van medeplichtigheid me een fanatiekere stellingnemer heeft gemaakt dan ik van nature ben. En zeker binair-der in denken dan ik ben. Niet zelden projecteerde ik die lastige gevoelens van schuld en medeplichtigheid, om ervan af te zijn óók nog op ‘de tegenstander’: het patriarchaat, witheid, het kapitalisme, heteronormativiteit. Die ‘machthebber’ werd zo steeds verwerpelijker. En steeds vreemder, steeds verder af van wie ik ben. En het eigen straatje raakte ijverig schoongeveegd. En wat schoongeveegd is, is doorgaans nogal leeg, en kan steriel en levenloos worden. Dus wat zullen we nu eens doen met die medeplichtigheid, is wat ik me afvraag. Je innerlijke Josien Stampe vrede laten zeggen tegen jezelf? Je eigen onwetendheid bekijken, aanvaarden en oké mee zijn? Omdat je vandaag weer ouder bent dan gister? Jezelf vertrouwen met je beste bedoelingen?

 \

In onze sector specifiek hebben de nieuwe inzichten over eeuwenoude misstanden onder andere geleid tot (het nadenken over) klimaatneutraler produceren. Het aan de kaakstellen van machtsmisbruik, al dan niet seksueel. Fair Pay heeft zijn intrede gedaan, betalen naar draagkracht. En er is een groter bewustzijn over het alledaags racisme dat in het baanbrekende boek van Philomena Essed uit 1984 als begrip het daglicht zag. Wat ook maar weer laat zien: we hebben de taal hard nodig. We hebben de woorden nodig die grip krijgen op de nu nog ongedefinieerde gevoelens van onbehagen. Dit toenemende bewustzijn heeft geleid tot betere werkomgevingen voor meer soorten mensen en tot een bredere waaier aan verhalen op onze podia. Werkprocessen zijn veiliger geworden, de zorg voor elkaar is toegenomen, het bewustzijn over machtsposities en privileges.

Dat werk is niet af. We zijn nog altijd bezig met die schellen en onze ogen inzake al deze thema’s. En zo moet dat denkelijk ook gaan: het toepassen van de bevindingen uit een alsmaar voortschrijdend inzicht. Dat hier en daar ook weer rap achteruit schrijdt – er is in januari van dit jaar een motie aangenomen in de Tweede Kamer over de afschaffing van de diverstiteitsvoorwaarde bij cultuursubsidies. En nieuwe misstanden komen nog steeds aan het licht. We zitten dus mid-actie, in dit alles, wat bij uitstek mensenwerk te noemen is: sociale en ecologische rechtvaardigheid.

 Waar ik redelijk hoopvol over ben.

 Mét de verkiezingsuitslag in het achterhoofd.

Daarnaast wil ik genoeg plek inruimen voor de wetenschap dat de werkelijkheid geen veilig plek is, en dat hopelijk ook niet wordt. Alleen in een dictatuur weet je precies wat er gaat gebeuren. Vrijheid komt hoe dan ook met het risico op schending. Het gaat er om dat zoveel mogelijk mensen toegang hebben tot vrijheid.

 /

Dieper en persoonlijker ingezoomd op één element uit de bewustwordingsslag van de afgelopen jaren, het machtsmisbruik: ik heb veel en vaak samengewerkt met Marcus Azzini, die ik bewonderde en ook vreesde. Ik zag zijn Crave in de Brakke Grond toen ik kaartjes verkocht in Frascati tijdens mijn studie en werd er diep door geraakt. Later zijn we aan elkaar gekoppeld bij het schrijversprogramma van het toenmalige Gasthuis. Hij regisseerde mijn eerste eenakter Reiger ex Machina. Voor de mannenrol had ik Damiaan De Schrijver in gedachten en hij castte Antonie Kamerling, naast Maria Kraakman en Kirsten Mulder. Kamerling speelde dat uitzonderlijk mooi. De onverwachtheid van Azzini’s denken, zijn humor en vitaliteit trokken mij aan, een band werd gesmeed. Hij werkte met een opstuwende kracht aan een gevoelig en sexy oeuvre, waar ik geen voorstelling van wilde missen. Waanzinnig mooi teksttoneel maken in een taal die niet je moedertaal is, ik bewonderde hem ook daarom. En om zijn Pasolini, waarin hij zijn moeder op het achtertoneel zette, die een kaartje legde -solitaire – terwijl Joep van der Geest en Stefan Rokebrand op het voortoneel het oeuvre van Pasolini in geest en lichaam benaderden: gevaarlijk was het, hot. En ik, mens in de wereld, bezig me al werkend te richten tot de wereld, was op nog geen enkele manier vertrouwd met mijn eigen levensangst. Azzini leek zijn angst met een ‘fuck it’ mentaliteit te kunnen pareren, wat mij met grote ogen deed afvragen, die vrolijke bruuskheid, kan dat gewoon? Ruimte zo innemen?

Later in onze samenwerkingen heeft hij mijn hart gebroken en omdat we genoeg tijd met elkaar kregen heb ik nog weer later ook zijn hart gebroken. Wat we niet wilden, maar verwachting en teleurstelling zijn in menselijk contact nu eenmaal niet van de lucht. Het gaat erom hoe je daarmee omgaat. Uiteindelijk. Of je kan verdragen dat iemand die jou pijn heeft gedaan ook over deze aarde loopt, ook de lucht inademt die jij inademt.

Inmiddels is Azzini in opspraak geraakt en heeft hij zijn geliefde werk als regisseur neergelegd. Hem is iets uitgelegd door de werkelijkheid – die onder andere is opgebouwd uit mensenharten. Hem is iets zeer luid en duidelijk uitgelegd over zijn manieren om zijn angst te reguleren. Hem is door de veranderende tijdsgeest een grens aangegeven. Een tastbare grens, waar werk, inkomen, en aanzien op stuk zijn gelopen.

Wanneer mag hij, of iemand in een vergelijkbare situatie, terugkeren, is wat ik mij wil afvragen. En wie bepaalt het? Na x aantal slapeloze nachten? Na zevenhonderd weesgegroetjes? Als de laatste persoon die zich een slachtoffer noemt van een MeToo situatie op aarde zegt: en zo is het goed, welkom terug? Ik vraag het ook, omdat de straf die via een rechtbank wordt opgelegd transparant is opgebouwd. Sociale uitsluiting is veel ongrijpbaarder, en lijkt te drijven op onderstromen.

Dat ik mij dat wil afvragen, betekent niet dat ik voorbij wil gaan aan geleden leed. En ook: de hier genoteerde gedachten zijn bij elkaar gesprokkeld met de voordelen en beperkingen van mijn zichtlijnen op de materie.

Nu ik hier al schrijvend deze tegenstrijdige gedachten orden, moet ik denken aan zijn voorstelling Wat het lichaam niet vergeet, Azzini’s eerste voorstelling bij het toenmalige Toneelgroep Oostpool, dat hij bemande samen met Erik Whien en Rob Klinkenberg als intendant. Ik herinner me een plexiglazen wand over de hele lengte van het voortoneel, een alarm installatie met rode lichten (scenografie Dries Verhoeven), ik herinner me mensenlichamen die zich keer op keer stukliepen op die wand. In mijn herinnering wilde die voorstelling het hebben over hoe onbereikbaar we zijn voor onszelf en elkaar, en dat die onbereikbaarheid vooral in onze gedachten tot stand komt. Onze lichamen komen makkelijker tot zichzelf en elkaar dan onze gedachten dat doen. Maar omdat je die twee niet werkelijk kunt scheiden is er veel meer eenzaamheid dan we zouden moeten hoeven verdragen.

 \

In mijn keuken hangt boven de prullenbak een gedicht van Wendell Berry, een ecologisch activist en dichter. Het activisme kan een vreselijk effect hebben op de poëzie – op kunst. Ik vrees de volgende voorstelling die me zonder omhaal gaat vertellen dat feminisme moet, aardolie vervuilend is en transmensen ook mensen zijn. Ook op de gedichten van Berry heeft het soms een simplificerend effect. Maar hij schreef ook dit:

 Enemies

If you are not to become a monster,
you must care what they think.
If you care what they think,

how will you not hate them,
and so become a monster
of the opposite kind? From where then

is love to come — love for your enemy
that is the way of liberty?
From forgiveness. Forgiven, they go

free of you, and you of them;
they are to you as sunlight
on a green branch. You must not

 think of them again, except
as monsters like yourself,
pitiable because unforgiving.

Berry zegt hier, in de laatste strofen, je vijand en jij verschillen niet zoveel van elkaar. Denk maar niet meer aan je vijand, of doe het wel maar weet dat hij net zo’n monster is als jij bent, en dat hij even slecht is in vergeven.

Ik verlang echt maatschappijbreed, naar dat ‘sunlight on a branch.’ ‘Forgiven, they go free of you, and you of them.’ Wat zeg ik: geopolitiek-breed, Netanyahu – Hamas-breed.

Leven waar mogelijk een wilsdaad, toch, een werkwoord? Ik wil niet als een stuurloos schip op de golven van een onberekenbaar ressentiment dobberen.

Dus actief loslaten, vergeven, groeien, doorbewegen.

 \

Ik ben zeventien en verliefd. Hij geeft me een boek van Hannah Arendt cadeau, Eichmann in Jerusalem, de Penguin editie. Zoals dat gaat, verdween het in de kast. Ik was nog niet ontvankelijk voor dat denken. Veel later kreeg het grip op me. Het begrip ‘nataliteit’ dat ze hanteert stond en staat mij aan. Dat zoiets als het tegenovergestelde van sterfelijkheid kan betekenen. Het menselijke, zegt ze, neigt naar het nieuwe begin, steeds opnieuw. Arendt schrijft: ‘Het feit dat de mens tot handelen in de zin van een nieuw begin begaafd is, kan slechts betekenen dat hij zich onttrekt aan al wat reeds voorzien en berekenbaar is.’ Wat ik interpreteer als: we laten het verleden, dat wat we kennen, los omwille van het nieuwe. Wat iets anders is dan het verleden vergeten. Daar heb ik ook te veel een olifantengeheugen voor. En historisch besef, nu ja, komt ook echt van pas bij het vormgeven van een toekomst.

Ze schrijft ook het volgende dat veel geciteerd is, ze zegt het in een nogal indringende YouTube watch, een interview met haar voor de Duitse televisie. ‘Wir fangen etwas an; wir schlagen unseren Faden in ein Netz der Beziehungen. Was daraus wird, wissen wir nie. (…) dieses Wagnis [ist] nur möglich (…) im Vertrauen auf die Menschen. Das heißt (…) in einem (…) Vertrauen in das Menschliche aller Menschen. Anders könnte man es nicht.’

Wat ik zal parafraseren als: we beginnen aan dingen, we verbinden ons, en we weten niet wat daarvan komt. En zo’n waagstuk is alleen mogelijk als we vertrouwen hebben in mensen. En dan bedoel ik in de menselijkheid van alle mensen. Anders kun je dat niet.

Zij schrijft dit redelijk kort na de Tweede Wereldoorlog. Ook daarna zijn we weer begonnen aan dingen, met vertrouwen in de menselijkheid van alle mensen.

 /

Filosofe Donna Haraway noemt als voorwaarde voor emancipatoire vooruitgang haar bekende ‘staying with the trouble’, waarbij ongemak niet uit de weg wordt gegaan, maar samen wordt ervaren en doorgewerkt. Maar staying with the trouble vraagt expliciet om dit open en onbevangen te doen. Dus precies niet als een angstig en wantrouwend mens op een eigen eiland van gelijk, waar je niemand duldt die een andere taal spreekt als jijzelf.

Zou het mogelijk zijn je wantrouwen alleen daar neer te leggen waar zij pas geeft? Of is het met wantrouwen zoals met luizen, als je ze eenmaal hebt kun je ze moeilijk op een plek houden?

Ik weet dit niet hè, ik vraag me dit af. Als iemand die regelmatig worstelt met die verlammende grootheid: wantrouwen.

Andere begrippen die van pas komen hier: in haar queer theory  hanteert Eve Kosofsky Sedgwick de begrippen paranoid reading en reparative reading. Die je kunt vertalen met wantrouwend beschouwd en helend beschouwd. Dus het hele bovenstaande stuk kun je lezen als een verlangen naar helend beschouwen, vooruit bewegend, samen, helend beschouwen.

Er is overkoepelend nog een andere zinnige vraag te stellen: waar zijn we níet mee bezig als we bezig zijn elkaar wantrouwend de maat te nemen? Wie of wat profiteert er van een tegen zichzelf verdeelde (overwegend linkse) sector?

En als we in dat domein van helen blijven: wantrouwen isoleert, vertrouwen verbindt. Nu word ik inmiddels behoorlijk stuurs en tegendraads van de hele tijd verbinding dit, verbinding dat, maar zie tegelijk ook zoveel gewonden. En daar is verbinding dan toch beslist op zijn plaats? Heling.

Misschien is de morele verontwaardiging een fase in een groter geheel. Leren we in verontwaardiging leven met nieuwe kennis en oude kwetsuren. En zou het dan de vergeving zijn die ons kan helpen los te laten, ons los te maken en voort kan bewegen? Tegen wie wil je ‘vrede’ zeggen, in de geest van Josien Stampe? Om iets, onszelf, de sector los te trekken, om the way of liberty te bewandelen?

Waarin we groener, zachtmoediger, rechtvaardiger werken. Waarin we dat met kracht en inventiviteit proberen. En soms moe en uitgeput en chagrijnig. Met z’n allen in de wereld, de onwetende racisten, de activisten, de boomers, de gen-z-ers, de overtreders, de bange wegkijkers, de velen kleinzieligen, wij allemaal, monsters like ourselves.

 

beeld Munir de Vries

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024