Eén dag voor de opening van de grote tentoonstelling  ‘Kazimir Malevich en de Russische avant-garde’ werd in het Stedelijk Museum een performance getoond geïnspireerd op een opera waar Malevich precies  honderd jaar geleden aan meewerkte.

Hoe speel je dat je niet speelt, in een kleine menigte die nog niet weet dat er überhaupt gespeeld wordt? De spelers in kwestie zijn amateurs. Je pikt ze er derhalve zó uit: iets te opzichtig gedragen ‘gewone’ kleding (op één zeer blote glitterjurk na), een rare blik en dan ook nog mompelen, stukjes Poesjkin, maar dat weten we dan nog niet.

In de entreehal van het Stedelijk Museum voert een elftal liefhebber-performers en hun aanvoerster in glitters ‘geïmproviseerde rituelen en interventies’ uit, waarin hun ‘relatie met de zon’ wordt vertolkt, aldus de programmafolder. Het is de start van een eigentijdse vertolking van, of een commentaar (bedenker: Sjaron Minailo) op Victory over the sun, het futuristisch operaspektakel waar Kazimir Malevich in 1913 de decors en kostuums voor ontwierp. De zon stond indertijd voor de traditie van taal, denken en élégance. Zij dienden te worden vernietigd.

Na de enigszins mutsige opening worden we meegenomen naar het auditorium bovenin de ‘badkuip’ van het Stedelijk, waar een soort duister altaar staat opgesteld. Met hokjes voor hoofden van performers. Benevens een grote zwarte doos, waarin een atletische en negroïde Atlas de zon torst, bewaakt door zingende en plechtig kijkende en bewegende priesteressen en hun ernstig mimende hogepriesteres. Wij zitten om het altaar heen. De zon wordt goed bewaakt en uiteindelijk door de elf ‘gewone mensen’ en hun glitter-cheffin vernederd en in een klein doosje ontvoerd. Donkerslag. Applaus.

In mijn herinnering had zelfs de slechte reconstructie die Amerikaanse studenten hier in 1984 van de opera gaven meer humor. Dat was zeker het geval in de prachtige verklanking die alleskunstenaar Chaim Levano en zijn mensen in datzelfde jaar in de Nestheaters van De overwinning op de zon hebben gemaakt. Zo heilig was dat materiaal toch ook helemaal niet?!

De muziek (Henry Vega) is behoorlijk mooi, aangelengd met snuifjes Alban Berg en Claude Vivier en een snuif Kurt Weill. Maar dat naargeestig esoterische Laban-plechtigs in de bewegingen, dat ‘zwellen en weer haastig slinken’ (ik begon in mijn kop pardoes Vasalis te citeren), dat werd vervelend op den duur, er zat geen lucht in, of het moet perslucht zijn geweest. Ik verlangde ernstig naar de luimige knipogen en kwinkslagen van Levano.

[sterren toegekend door de redactie]