In het programma Unbreakable tonen de straatartiesten van de Soweto Skeleton Movers hun dansante en acrobatische talenten. Daarnaast geeft de voorstelling een inkijkje in het niet altijd gemakkelijke bestaan in een Zuid-Afrikaanse township.

Het Gala van de Nederlandse Dans werd eind september afgesloten door de Soweto Skeleton Movers. Op zich was het programmeren van deze Zuid-Afrikaanse groep prima verdedigbaar, aangezien hun voorstelling gechoreografeerd is door Lloyd Marengo, in 2022 winnaar van de Gouden Zwaan. Toch voelden de hoedentrucs en het snelle pantsula-voetenwerk van de vijf dansers hier niet op hun plaats: het leek nergens in te vallen. Al was het maar omdat het optreden aan het slot zat van een lange prijsuitreikingsavond. 

Dat het anders en beter kan bleek bij de Nederlandse première van Unbreakable. Voordat de vier mannen en één vrouw van de Skeleton Movers hun kunsten mochten vertonen kwam de Londense regisseur en allround hiphopper Jonzi D het podium op om de zaal op te warmen. De rumoerige energie van het Rotterdamse publiek bleef hangen en paste goed bij het soms wat gefragmenteerde, maar altijd levendige karakter van de voorstelling. Aan de ene kant geeft Unbreakable alle ruimte aan de verschillende skills waarmee de crew de afgelopen jaren regelmatig viraal ging op de sociale media. Aan de andere kant wil het programma ook persoonlijke verhalen vertellen over het leven in een van de armste townships in Zuid-Afrika. 

Wat die skills betreft rust het programma op drie pijlers. Ten eerste is dat de pantsula, een energieke straatdans die in de jaren 1950 ontstond. Razendsnelle passen wisselen af met uit de heup draaiende schopbewegingen en sprongen. De strak synchroon uitgevoerde dans leunt bij de Soweto Skeleton Movers op electronische dance-muziek – amapiano – die onder meer geproduceerd is door hun jongste lid, Molefi Rakitla. 

Het oudste lid en tevens de oprichter van de groep, Jabulani Manyoni, is dan weer griezelig goed in de kunst van bone breaking. Met nadruk op griezelig, want de bochten waarin hij en enkele companen hun ledematen kunnen wringen zijn bijna pijnlijk om naar te kijken. Vooral als schouderbladen een geheel eigen, uit het lijf puilend leven blijken te kunnen leiden. De slangenmenscapriolen van Manyoni en de zijnen roepen bij de kijker verzuchtingen van ongeloof op, maar zijn vaak ook cartoonesk grappig.

Een derde fundament, naast pantsula en bone breaking, zijn de hattricks, trucjes met hoedjes. De in Afrika alomtegenwoordige vissershoedjes worden hier ingezet om mee te voetballen, te jongleren en te goochelen. Vooral de als vliegende schotels in de lucht hangende hoedjes zijn erg amusant.

Tegenover al dat doordenderende straatentertainment zetten de performers een reeks uit hun leven gegrepen taferelen. Een scène waarin Topollo Ntulo zijn bijnadoodervaring na een ziekenhuisopname herbeleeft is als idee indringend, maar komt dramatisch wat minder goed uit de verf. Memorabel is daarentegen de enscenering van het gevangenisverblijf van Jabulani Manyoni. Een lichtvlak van luttele vierkante meters tekent de kleine cel af waar hij met vier personen moet verblijven. De echte stomp in de maag volgt achteraf, als een reeks geprojecteerde krantenberichten duidelijk maakt dat Manyoni dit meemaakte als kind. Pas na het aantreden van Nelson Mandela als president werd een eind gemaakt aan duizenden kinderdetenties.

De afwisseling van spel en choreografie en de overgangen tussen muzikale tracks zijn af en toe wat abrupt en rafelig gemonteerd, maar dat draagt bij aan de levendigheid. De strekking van de voorstelling – dat je na tegenslag altijd de optie hebt om weer op te staan – wordt nergens expliciet uitgesproken. Maar de levenslust die de performers uitstralen spreekt boekdelen.

Foto: Bart Grietens