Sterven doen we allemaal, en toch denken veel mensen er liever niet over na. Eva Line de Boer gaat daar dwars tegenin door een collage van bestaande afscheidsspeeches te ensceneren. Rust zacht Billy daagt uit om juist wel stil te staan bij de dood en rouwverwerking. En dat levert een interessant resultaat op. Het omgaan met verlies blijkt niet alleen maar verdrietig te zijn, maar ook absurdistisch, knullig en ontroerend.

Scenograaf Tim Vermeulen en componist Harpo ’t Hart laten ons binnenkomen in de meest deprimerende versie van een crematorium – babyblauwe muren en Andrea Bocelli die zalvend door de speakers klinkt – maar zetten er ook een fremdkörper in: een glijbaan, waardoor deze rouwruimte ook een speeltuin wordt en haar sacrale sfeer verliest.

Want het thema mag dan zwaar zijn, de voorstelling zet daar humor en absurdisme tegenover. Rust zacht Billy benadrukt vooral hoe tragikomisch de rituelen zijn die we uitvoeren om met een verlies om te gaan. Lèon Ali Çifteci speelt een man die door zijn stervende vriend gevraagd is om een speech voor te bereiden, maar geen idee heeft hoe hij dat aan moet pakken. Midden in zijn opbeurende verhaal krimpt hij ineen en moet ondersteund worden.

Wanneer Lisa Verbelens personage stopt met spreken, gaat haar toespraak onverstoord op een geluidsbandje door en neemt Belinda van der Stoep het playbackend over. Het is een uitvergroot, en toch herkenbaar voorval op begrafenissen: de vervreemding tussen een optimistische speech over de overledene en de verdoving van degene die het voordraagt.

De toespraken zijn dikwijls ontroerend en humoristisch door de enorme knulligheid ervan. Geen grote verhalen, maar anekdotes over op braaksel lijkende delicatessen, ingezakte kapsels of de uitmuntende prestaties op het postkantoor, voeren de boventoon. Twitterdraadjes van steunbetuigingen worden slingers van mensen die van de glijbaan afglijden terwijl ze de vele ‘paarse hartjes’ en ‘emoji’s met poppetje met hartje’ opnoemen die ze hebben verstuurd.

Raymonde de Kuyper geeft daar een mooi tegenwicht aan. Een van haar personages vraagt zich af hoe ze ooit een toespraak kan schrijven die niet knullig is en volledig recht doet aan wat een geliefde voor haar betekend heeft. Later speelt zij een moeder die worstelt met het idee dat haar overleden dochter nooit meer terugkomt. De rituelen rondom de dood zijn absurd, maar de dood zelf is dat evengoed.

Zo vindt De Boer een mooie balans tussen ironie en oprechtheid, en ontstaat er een gelaagd beeld over de aard van rouwverwerking. Het ensceneren van speeches werkt grotendeels als vorm, maar wordt tegen het einde van de voorstelling wat voorspelbaar. Net als je vermoedt dat het einde komt, volgt er een onverwacht slotakkoord. Op film maken we kennis met Peter, die daadwerkelijk dicht bij de dood staat, en door de vijf acteurs wordt bevraagd over zijn begrafenis.

In een voorstelling met zo’n duidelijke vorm voelt het als een stijlbreuk om over te schakelen naar een bijna documentaire aanpak. Toch werkt het – net als de glijbaan in het crematorium – als tegenhanger. Tegenover acteurs die nabestaanden spelen staat iemand voor wie het naderende einde een realiteit is, en toch bijzonder optimistisch is. Rust zacht Billy doorbreekt zo op verschillende manieren stigma’s rondom de dood: enerzijds door de rituelen eromheen te relativeren en anderzijds door ongemakkelijke vragen niet uit de weg te gaan.

Foto: Bart Grietens