Roots van het muziektheaterensemble South African Road Trip uit Kaapstad is gecentreerd rond het Khayelitsha United Mambazo Choir, indertijd een ensemble van straatmuzikanten waarvan er nog steeds vele nieuwe opkomen, zoals ik zelf tijdens een recent bezoek aan Zuid-Afrika zag.

In deze voorstelling gaan leden van het ensemble in op hun politiek-sociale en muzikale wortels in Zuid-Afrika. De geschiedenis van de apartheid komt ter sprake, de geschiedenis van de oorspronkelijke Khoikhoi- en San-volkeren die door de Europese kolonisatoren werden verdreven of gebruikt, en de geschiedenis van de townships, de gesegregeerde woonsteden van de zwarte bevolking van het land.

De voorstelling is geen politieke proclamatie. De geschiedenis komt maar kort ter sprake, mede doordat de makers ervan uitgaan dat een deel van de geschiedenis ook bij het Nederlandse publiek wel bekend is, en bovendien in eerdere voorstellingen zoals de musical Amandla! Mandela ter sprake kwam.

Maar misschien juist doordat de recente politiek-sociale geschiedenis kort wordt gehouden, speelt die misschien wel des te indringender mee. Dat gebeurt ook in de persoonlijke verhalen. Verschillende leden vertellen hoe ze in townships kleinbehuisd werden grootgebracht en er is een fraai lied over hoe in Zuid-Afrika steeds meer migranten uit omringende landen arriveren op zoek naar werk.

Het indringendst zijn de jeugdherinneringen van een van de zangeressen, wier moeder vroeger elke avond een LP van Tracy Chapman draaide, op een door een oom geschonken Blaupunkt pick-up. (Chapman was in Zuid-Afrika extra een heldin nadat ze in 1988 tijdens het concert voor de 70e verjaardag van Nelson Mandela had opgetreden, drie jaar voor de apartheid definitief werd afgeschaft.) Daarna geeft de desbetreffende zangeres een even fraai ver-Zuid-Afrikaanste interpretatie van een van de songs van die LP ten beste.

Voor de rest komen ook verschillende Zuid-Afrikaanse muzikale iconen ter sprake. Natuurlijk trompettist Hugh Masekela, die zoals door een van de leden wordt verteld indertijd een jazznummer opnam met een rap in het Xhosa, wat hem als jongetje het besef bijbracht dat jazzmuziek niet alleen iets Amerikaans hoefde te zijn. Verder Miriam Makeba, wiens evergreen ‘Pata Pata’ een fraaie in close harmony gezongen uitvoering krijgt, en Brenda Fassie, de ‘Madonna van de Townships’, de te jong overleden koningin van de Zuid-Afrikaanse electropop. Verder is er een eerbetoon aan het befaamde ensemble Ladysmith Black Mambazo, dat wereldberoemd werd met de zoeloe-zangstijlen isicathamiya en mbube.

Hieraan wordt nog een interpretatie van de wereldhit The Lions sleeps tonight toegevoegd. Dit nummer heeft een Zuid-Afrikaanse ontstaansgeschiedenis, want daar in 1939 als mbube opgenomen door zanger Solomon Linda. Daarna werd het in jaren vijftig populair in de Amerikaanse folk-scene als Wimoweh, een verbastering van het oorspronkelijke refrein in het Zoeloe. Protestzanger Pete Seeger heeft toen geprobeerd een fatsoenlijke auteursrecht-overeenkomst te bewerkstelligen voor Linda, maar tevergeefs; het werd afgedaan als ‘traditional’.

In de sixties werd het nummer als The Lions sleeps tonight een wereldhit in de uitvoering van de Tokens. Toen Disney die versie in The Lion King gebruikte – opnieuw zonder Linda credits te geven – spanden Linda’s erfgenamen samen met zijn oorspronkelijke platenlabel én de Zuid-Afrikaanse staat een rechtszaak aan tegen Disney. Pas daarna stemde Disney in met een financiële regeling, en wordt Solomon Linda als mede-auteur vermeld. Zo werd toch op het nippertje een ernstig geval van diefstal van intellectuele eigendom en cultural appropriation voorkomen.

In Roots staat muzikaal alles als een huis. De mannelijke ensembleleden zijn al heel lang op elkaar ingespeeld, aan de vrouwelijke zangers is te horen dat ze onder meer uit de Zuid-Afrikaanse gospeltraditie komen. Verschillende zangers zijn ook thuis op snaar- en slaginstrumenten, zoals de twee spectaculair spelende vaste instrumentalisten Sabu Jiyana en Mkokeli Moses Masala. De muziek nodigt natuurlijk voortdurend uit tot publieksparticipatie. Knap is hoe het ensemble temidden van complexe polyritmiek het publiek tot geklap in niet eens helemaal voor de hand liggende tussenritmes weet te brengen.

Mooi is de scène waarin de ontstaansgeschiedenis van enkele instrumenten wordt uitgelegd. Door op een jachtboog te plukken en te slaan ontstond een eensnarig tokkelinstrument (dat we na emigratie nog steeds bij zwarte gemeenschappen in Brazilië vinden als de berimbau en in India bij de Afro-Indiaanse gemeenschappen als de malunga). Door met een stok langs de snaar te strijken ontstond een strijkinstrument. In een andere mooie scène wordt verteld hoe in sommige gemeenschappen bij zwangerschap, lang voor de komst van de echoscopie, zo’n gestreken resonerend instrument, de uhadi, werd gebruikt om te communiceren met de baby in de baarmoeder en zelfs het geslacht vast te stellen.

De in het begin kleurige kostumering, aan het eind subtiel veranderend in fraai zwart-wit, draagt bij aan de energie van de voorstelling. De kostuumchangementen sluiten goed aan bij de verschillende choreografieën die de visuele aantrekkelijkheid versterken. De verschillende onderdelen refereren ook aan de verschillende culturen in Zuid-Afrika, met nog steeds elf talen, elk deels met hun eigen muzikale achtergrond.

Op de achterwand worden interviews met de muzikanten over hun achtergronden en hun instrumenten getoond, naast atmosferische beelden van onder meer uitgestrekte landschappen in het Zuid-Afrikaanse binnenland, enorme spoorwegcomplexen, het stadsleven en de townships. Als ook olifanten in beeld komen, begint de ode aan het land misschien wat veel op reclame voor safariparken lijken. Verwacht bij deze Roots ook geen diepgravende kritische kijk op Zuid-Afrika, zoals we er recent enkele zagen in het Afrovibes festival. Deze voorstelling wil vooral virtuoos entertainen, zonder daarbij overigens de historische en huidige realiteit uit het oog te verliezen.

Foto: Raymond van Olphen