Midden in de Tarwewijk in Rotterdam, in cultureel centrum House of Urban Arts, bundelen Annelinde Bruijs en Jens Bouttery hun muzikale krachten: het resultaat is een lieve documentaire-opera, waarin de medebuurtbewoners van Bruijs centraal staan, of beter: hun honden.

Op een groot scherm worden vijf interviews getoond met Bruijs’ buren, allemaal woonachtig in diezelfde Tarwewijk. Tegen een neutrale grijze achtergrond praten ze, in korte tekstfragmenten, over hun hond. Naast het scherm zien we microfoons en instrumenten, gedomineerd door een grote marimba waarop muzikant Bouttery de tekst van een score voorziet. Pal voor het scherm, achter de microfoon, staat Bruijs, die de stemmen van de geïnterviewden uitrekt tot zang.

Bouttery en Bruijs onderstrepen zo de videofragmenten met kleine muzikale ingrepen, waarin ze naar een balans zoeken tussen documentaire en muziektheater. De interviews zijn losjes en ongedwongen, elke geïnterviewde heeft zijn eigen (spreek)taal, en Bruijs en Bouttery haken daar gretig op in. Stukjes worden herhaald, gesampeld, voorzien van een melodie of toon. Elk baasje en zijn hond krijgt op een gegeven moment zijn eigen compositie.

Het idee van de voorstelling komt voort uit Bruijs’ fascinatie voor hoe anderen, of honden, de wereld beleven, maar hoe je nooit helemaal volledig in dat andere perspectief kunt duiken. Bij gebrek aan het perspectief van de hond, vult Bruijs deze zelf in. Dit doet ze door teksten uit de interviews, die de baasjes zeggen over hun honden, te vervormen in zang. Wanneer het baasje zegt: ik hoop dat ze gelukkig is, zingt Bruijs gelijktijdig: hij hoopt dat ik gelukkig ben. De hond komt zo in Bruijs’ woorden letterlijk op het voortoneel te staan. Tegelijkertijd wordt de hond zo een reflectie van hun baasje, zonder daar nieuwe informatie aan toe te voegen. Bruijs benadrukt zo dat we nooit zullen weten wat Pumpkin, Happy, Blue, Bella, Bonita en Bowie echt denken.

Alhoewel het spelen met de tekst en het zoeken naar de muzikaliteit van spreektaal een speelse manier blijkt om gesproken tekst om te zetten in muziek, blijft de voorstelling hierdoor lang hangen in de vorm. Zeker in het begin lijken we vooral naar een taalkundige muziekoefening te kijken. Naarmate de voorstelling vordert, wordt de vorm ook spannender. Op een gegeven moment licht Bruijs (als geïnterviewde op het scherm) toe wat zij denkt dat Bowie’s innerlijke monoloog is wanneer ze de deur uitgaan. Bouttery en Bruijs voorzien die monoloog op toneel van een bombastische soundtrack, totdat de muziek de tekst overstemt. We hebben de tekst dan ook niet meer nodig. De muziek vertelt ons precies waar Bowie’s emoties heen schieten en wat zijn ervaring is. Met dit soort non-tekstuele vormen had veel meer geëxperimenteerd mogen worden.

De focus op de talking heads richt onze aandacht uiteindelijk meer op de baasjes dan op de honden, wat de vraag oproept over wie deze voorstelling nu gaat. Met een camera, een handvol vragen, en een gedeelde liefde voor hun viervoetige vrienden, weet Bruijs de echtheid van haar vijf buren op beeld te vangen. Er worden geen grote levensverhalen verteld, slechts enkele zinnetjes verwijzen naar grotere thema’s: Bella zorgt ervoor dat ik het huis uitkom, met Happy naast me voel ik me veilig, door Pumpkin durven mensen me aan te spreken. Ingetogen en zachtjes glunderend delen ze hun liefde voor hun huisdieren met ons. Je zou bijna willen dat er niet doorheen werd gezongen.

Vorm en inhoud komen nog niet helemaal samen in Portretten in Concert. Veel scènes voelen aan als een goed begin, een goede aanzet, die verder uitgewerkt hadden mogen worden. Los daarvan maakt Portretten in Concert haar belofte simpelweg wel waar: het is een reeks mooie portretten, in een bescheiden concert.

Foto: Bas de Brouwer