Paulien Cornelisse voert een zware strijd. Tegen de chaos van haar nachtelijke gedachtegang en de voortrazende tijd. Haar chaotische brein maakt van de eenvoudigste situatie een confrontatie met de dood. Aan haar trap zal binnenkort een traplift zitten in plaats van kinderhekjes. Een mysterieuze man die buiten het hostel in IJsland staat, is ongetwijfeld een seriemoordenaar.

In Om mij moverende redenen levert Cornelisse een aanstekelijk staaltje vakkundig doordraven om de chaos van het leven kracht bij te zetten. Met prettig gestoorde precisie werkt ze elk van haar fascinaties uit tot in de gekste details. Ze vertelt over haar gemixte gevoelens bij een ontroostbaar aapje dat zijn partner is verloren en een sprinkhaan (‘sprinkie’) krijgt als troostvoedsel, over haar fantasie om ‘geen zin’ als handicap te zien, zodat ze toch als hardloper kan meedoen aan de paralympische spelen, en over haar verwondering over de nieuwbouwhuiseigenaars die ervoor kiezen om een afgrijselijk deprimerend boompje in de voortuin te zetten.

Mos maakt haar rustig. Af en toe loopt ze tijdens de voorstelling naar een plantentafeltje op het podium om vinnig met een satéstokje in een mosje te prikken. Om vervolgens het mos als een zacht diertje op haar hand te dragen en in een broeikasje te zetten, precies hoog en breed genoeg om er zelf ook in te gaan liggen. Rustgevende pianomuziek en engelengezang klinken als de deurtjes opengaan. Een gelukzalig glazen tentje, met een bedje van mos. Of de glazen doodskist van sneeuwwitje.

Cornelisse relativeert alle drukte en chaos door het menselijk bestaan te vergelijken met dat van mos. Vergeleken met mos, met name korstmos dat in honderd jaar hooguit één centimeter groeit, leeft de mens een kort en hectisch leven. Blobjes die in een oogwenk weer verdwenen zijn. Het duiden van onze maatschappij kun je beter aan een korstmos overlaten dan aan een van ons: korstmos heeft duidelijk meer overzicht dan wij.

Ze zet zich meer dan in andere shows bewust af tegen verwachtingen van cabaret. Ze gaat niemand vertellen waar ze op hadden moeten stemmen, zegt ze. Tegenover het voortgaan van de tijd en de onontkoombare dreiging van de dood, stelt wat wij vinden maar weinig voor. Wel typeert ze op scherpzinnige wijze onze huidige tijd. Bijvoorbeeld door haar realisatie dat ze gretig ingaat op een tatoeage in de vorm van een vagina, maar wegschrikt als het blijkt te gaan om twee biddende handen. Spiritualiteit is griezeliger om over te praten dan het geslacht.

Haar grote kracht is ook haar valkuil. Al doordravend duurt het soms te lang voor ze overstapt naar een nieuw onderwerp. Uiteindelijk ebt de nieuwsgierigheid naar de zoveelste overweging rond de traplift weg, is de ‘misschien-wel-een-seriemoordenaar’ voldoende uitgeplozen. Gedachten na 21 uur, herhaalt ze steeds, doen er niet toe. Toch krijgen deze gedachten veel gewicht, als ze geforceerd samenkomen in een abrupt eind, waarin een fictieve mevrouw van ‘de organisatie’ al haar nachtelijke vragen beantwoordt. Zodat ze vredig zou kunnen sterven. Vredig sterven lijkt zodoende een onhaalbaar ideaal, hoewel gevoelsmatig de voorstelling geruststellend bedoeld lijkt. Haar onophoudelijk tegenspreken, hoe relativerend ook, maakt de boodschap nodeloos ingewikkeld.

De hele voorstelling is de existentiële paniek voelbaar, de absurditeit van het leven met het oog op het onafwendbare einde ervan pijnlijk duidelijk. De afwisseling tussen chaos en rust, de mens en het mos, werkt verfrissend. De troost die Cornelisse put uit het relativerende saaie plantje is origineel en aanstekelijk. Cornelisse maakt met Om mij moverende redenen een duidelijk relativerend statement. Mensen moeten zichzelf niet te serieus nemen. Je weet het namelijk nooit zeker: ‘Denk ik dit nu echt, of heb ik gewoon honger?’

Foto: Mam van Dam