Mark Yeoman, programmeur van theaterfestival Noorderzon, heeft een hang-up: het circus, in zijn ogen de meest vastgeroeste der podiumkunsten. Vastgeroest in conventies en tradities die hem kwaad maken. Elke editie van Noorderzon, het Groningse zomerfestival waarvan hij artistiek leider is, probeert hij te bewijzen hoe het óók kan, circus, en beter. Dit jaar opende hij zijn festival met zo’n demonstratie, en boy, dit was me er één. l’Immédiat van de Franse artiest Camille Boitel begint met een wandje en wat meubels, de contouren van een huiskamer in een wrakke sloopwoning. Diepe groeven in de wand en scharnieren in de tafelpoten verraden dat alles gecontroleerd kapot kan, en dat gebeurt dan ook vanaf de eerste seconde.

Boitel komt op en opent de deur, die meteen in stukken uiteenvalt. Hij rommelt wat rond maar implodeert ook zelf herhaaldelijk. Zijn lichaam stort dan op het podium ineen als een mikadostapel waar één stokje uit wordt getrokken. Intussen zingt hij zichzelf moed in met hoge, ijle klanken. Plotseling beweegt het bed: onder de deken blijkt een kompaan schuil te gaan. Ook klinkt er ineens rumoer vanuit een onduidelijk controlehok opzij van de woonkamer, met iets wat op een levensgevaarlijke stoppenkast lijkt. Links en rechts beginnen figuren in haveloze vodden aan een adembenemende tocht door de rotzooi op het podium.

Alles wat zij aanraken – de tafel, de stoelen, de wand, een glazenwassersladder – bezwijkt of valt om. Meteen. Net op tijd vinden zij ergens anders houvast, voor een fractie van een seconde slechts. Wanhopig springen zij van schots naar schots, begeleid door Boitels koppige zang en door muziek, ergens achter op het podium, die nog het meest doet denken aan het lawaai van een ouderwetse smidse. Het publiek gilt het uit van medeleven. Het pandemonium eindigt met het omvallen van een zeker vier meter hoge stapel kartonnen dozen, over de spelers heen, terwijl een ander een toneellicht grijpt en zich hoog boven hen zwierend in veiligheid brengt. Vervolgens brengen de spelers binnen een paar minuten enige orde in de bende, manisch vegend en smijtend.

Boitel omschrijft l’Immédiat als ‘een visueel commentaar op de onzekerheid en chaos van de moderne tijd’. Maar het decor is verre van modern. Het refereert aan het Londen na de Blitz van zeventig jaar geleden, niet aan de betonwoestenij van de banlieus in het Frankrijk van nu. De zakkige onderbroeken van de spelers herinneren aan de Grote Depressie van de jaren dertig. Net als hun capriolen – het deurgeraamte dat over een van hen heen valt zonder hem te raken doet denken aan Buster Keaton, de planken die in hun gezichten slaan aan Laurel & Hardy. Toch staat de nostalgische vormtaal de boodschap niet in de weg. Forse fysieke risico’s zijn inherent aan l’Immédiat. Tijdens de première twee jaar geleden verwondde Boitel zijn knie dusdanig dat hij moest stoppen, midden in de voorstelling; zeventien hechtingen bleken noodzakelijk. l’Immédiat biedt geen gladde, superieure perfectie, zoals Cirque du Soleil. Ook niet in de opbouw: na de spectaculaire opening volgen scènes die meer gestileerd zijn. Conventioneler, rustiger. Saaier, bijna – de flamboyante start heeft het publiek visueel en emotioneel verwend. Een pathetisch gevecht om een fles water lijkt ineens een politieke boodschap over voedselschaarste.

De onevenwichtigheid deert niet echt. Boitel en de zijnen zetten hun fenomenale beheersing van lichaam en acrobatiek in om die kwetsbaarheid gestalte te geven. Dat is vooral wat van hun voorstelling beklijft, en wat die ook zo spannend maakt.