Aan jeugdtheatervoorstellingen over geestelijke gezondheid en psychische stoornissen geen tekort. Maar zeldzaam zijn voorstellingen als Koekoeksnest: speels, complex en haar onderwerp overstijgend. Eenmalig was de schoolvoorstelling in het theater te zien. Dat een educatieve voorstelling over geestelijke gezondheid in nog geen uur tijd zóveel complexe thema’s aansnijdt, zonder uitleggerig of overinformatief te worden, is een blijk van vernuftig en belezen schrijf- en speelwerk en verdient alle lof.

‘Nou, ik zal het even uitleggen’, begint Saffa, in een gebreide spencer met citroenen, wollen vissershoedje en het gezicht van een bezorgde moeder. ‘Mama zit op het dak!’, valt Nim haar in de rede, als ze met een draagbare boombox het klaslokaal binnen komt skaten. Enkele meters boven ons, in de kleine zaal van Theater aan de Rijn in Arnhem, zit vermoedelijk de moeder van Saffa en Nim. Iedere relativerende gedachte over haar toestand wordt al gauw te niet gedaan door Nim, een flapuit: mama is knettergek; Nim en Saffa’s pogingen te bemiddelen met de wijkagent buiten ten spijt.

Wat volgt is een hyperactieve, wanhopige poging van de twee om hun situatie aan de kinderen uit te leggen naar wiens lokaal ze zijn gevlucht. En dat lukt niet altijd: hun warrige verhaal weerspiegelt de hele rompslomp van Jeugdzorg, wijkagenten, pleeggezinnen en goedbedoelende buurvrouwen waar ze in terecht zijn gekomen. Maar ook die van hun eigen emoties. Waar Saffa alle zorg over haar zus op zich neemt (en die over de hond en de door hun moeder in een opwelling aangeschafte gerbil), zet Nim zich puberaal af tegen haar moeder. ‘Saffa denkt dat ik mama haat’, verzucht ze.

Er zijn een hoop dubbelrollen die Rosa Kreulen en Susannah El Mecky vertolken. De goedbedoelende, betuttelende buurvrouw, de beknibbelende jeugdzorgmedewerker of de zachtaardige en iets te Kumbaya-achtige leraar (die de kinderen berispt nadat ze voor de zoveelste keer te laat zijn gekomen op school onder begeleiding van zijn akoestische gitaar, dit keer omdat hun moeder liggend havermout probeerde te eten).

Maar het zijn niet zomaar rolwisselingen: Saffa en Nim spelen ze na. Door knap acteerwerk in regie van Talla Dirkzwager zien we twee volwassen acteurs die kinderen spelen die volwassenen spelen. Dat is slim gedaan: de manier waarop andere personages gespeeld worden onthult iets over Nim en Saffa. De pleegvader waar Nim over fantaseert bijvoorbeeld, een soort Clint Eastwood, is een lachwekkend veramerikaanst typetje. Maar daaronder schuilt het verdriet van Nim die wanhopig op zoek is naar een ouder die haar een stabiel en veilig thuis kan geven.

Het lijkt hier ook over iets anders te gaan dan een psychische stoornis, iets groters: welke verhalen hebben we nodig om onszelf staande te houden? Hoe nep, Hollywoodachtig of verzonnen ze ook zijn, onze fantasie is als een reddingsboei op zee, onhoudbaar én noodzakelijk. Maar wie komt hen redden, maakt hen normaal? En bestaat er in de echte wereld wel zoiets als een redder?

Dat een educatieve jeugdvoorstelling in nog geen uur tijd niet alleen laat zien wat een bipolaire stoornis is (zeer accuraat en onderbouwd, hier is duidelijk onderzoek gedaan), maar ook ruimte biedt voor complexere emoties verdient een diepe buiging.

Wat bijblijft zijn de beelden die beschreven worden: Mama ligt niet krijsend op de badkamer vloer, nee: op sommige dagen eet ze brie als appels. Ook de ‘highs’ van hun moeder worden niet uitgelegd, maar beeldend omschreven in een doortastende scène. Saffa vertelt hoe hun moeder hun kamer binnen komt gestormd: ‘Kom meisjes, we gaan iets leuks doen!’ Haar moeder pakt Nim op en begint haar zo hoog op te gooien dat Nims hoofd het plafond raakt. (Nims angst te vallen en de dreigende val van hun moeder op het dak staat symbool voor de doorwrochten tekst van Nina van Tongeren.)

Het is dan ook logisch dat we geen antwoord krijgen op de vraag of Nim en Saffa’s moeder nou van het dak af wordt gehaald of niet. Daar gaat het niet om: belangrijker is de emotionele en psychologische complexiteit van Nim en Saffa. Het einde is misschien wat te zoetsappig (een ‘ondanks alles hebben we altijd nog elkaar’-achtige noot), maar misschien heeft de voorstelling dat ook wel nodig, een kleine, fragiele nog-lang-en-gelukkig.

Als dit het resultaat is van de samenwerking tussen Theater aan de Rijn (De Nieuwe Oost), Theater Oostpool en Theater Sonnevanck, dan smaakt zij naar meer: hier wordt iets belangrijks verteld.

Foto: Elodie Vreeburg