Een vrouw staat vlak voor de toeschouwers in een lichtstraal die tot de diepe achterwand van het podium gaat. Daar staat ze, met haar armen gestrekt en in haar handen een zak van de Aldi en eentje van de Lidl. Daar staat ze, de analfabete vrouw die op de bus wacht, haar verhaal vertelt, over haar vent, haar kinderen, hoe ze als onwetende en vol schaamte door het leven moet.

Daar staat ze, als het ware een gekruisigde aan een onzichtbaar kruis, ze probeert zich moed in te praten. Ze is niet onwetend, niet ongeletterd, ze hoeft zich niet te schamen. Of toch? Ze vraagt iemand uit het publiek om de haren voor haar ogen weg te doen. Haar armen beginnen te trillen van de langdurige zware fysieke inspanning, de zakken beginnen te ritselen, en dat geritsel wordt versterkt en klinkt over het hele podium, door de zaal.

Het is het eerste uit drie geselecteerde vrouwenverhalen van de hier onbekende Turkse schrijver Deniz Kaptan. De monoloog van Layla Önlen gaat verder in een verhaal over een vrouw, afkomstig uit een klein Anatolisch dorpje, die carrière wil maken, een vrouw die wild zoekt naar de jongen met de honingogen op een wit paard. Nu staat de speelster achteraan op het podium, achter drie tafeltjes, met een mes, een soeplepel, een koekenpan en met een fietshelm op.

In haar woorden, maar vooral in haar gesticulatie laat ze zien hoe schizofreen ze gevangen zit tussen die twee bevelen die ze over zich heen krijgt: ‘Hou vast!’ En ‘Laat los!’ Om zot van te worden! Ze slaat zich met de pan op haar hoofd, ze houdt een steekspel met het mes op de tafel. Ze gilt het uit. Ze gooit alles op de grond, stapt op twee tafels en zet met die twee tafels onder haar voeten stappen voorwaarts. De tafels hangen letterlijk als blokken aan haar been, maar ze bonkt – onder versterkt geluid – naar voren, vastberaden op zoek naar die mooie jongen. De strakke lichtstraal verbleekt, er doemen smallere lichtstralen op, die elkaar kruisen over het podium. Die stappende vrouw met de tafels onder haar voeten is een beeld dat op je netvlies gegrift blijft.

Zo’n pregnante scène krijgen we ook in het derde deel. Daar beeldt ze zonder woorden een vrouw uit, die als het ware vastgebonden is aan de kosmos waarin ze verblijft. In een laag blauw licht strooit ze rijst (sterretjes?), plaatst ze zich in het middelpunt, slingert ze lang, heel lang de boodschappentassen aan een touw door de ruimte, gaat ze naar de omgekiepte tafels, maakt ze alles vast aan het touw en sleept dat achter zich aan. Een mooi slotbeeld.

De sterkte van deze productie waarmee de Koerdisch/Belgische theatermaker Hüseyin Umaysiz en actrice Layla Önlen hun eerste stappen zetten in het professionele theaterlandschap, zit hem vooral in de uitgekiende vormgeving, de scherpe scenografie van licht en attributen en in het fysieke spel van Layla Önlen die hier als een krachtige performer overtuigt. Theatermaker Mesut Arslan, ook van Turkse afkomst, van Platform 0090, fungeerde als dramaturg. De Belgisch-Limburgse theaterwerkplaats C-Takt hielp logistiek.

Theater Antract heeft sinds theatermaker Umaysiz zich als politiek vluchteling in 1999 in Brussel kon vestigen, eerder in de schaduw geleefd als een klein gezelschapje dat artistiek met politiek bezig was. Önlen, vormingswerker uit het Belgisch-Limburgse Pelt, is altijd al met kunst en theater bezig geweest, en wil nu samen met Antract uitbreken. Zoals de vrouw in haar monoloog. Dat belooft voor de toekomst.

Foto: Hüseyin Umaysiz