Voor miljoenen mensen is het kantoor een vertrouwde omgeving. Je komt en gaat op vaste tijden, je takenpakket is (als het goed is) duidelijk, je ontmoet collega’s en werkt met ze samen, én je voorziet er in je levensonderhoud. Maar wanneer kunstenaars – van Edward Hopper via Voskuil tot Jiskefet – naar datzelfde kantoor kijken doemt een heel ander beeld op. Door artistieke ogen bekeken is het kantoor een eenzame plek waar mensen hun tijd verspillen aan monotoon, geestdodend en zinloos werk, waar hiërarchisch pestgedrag aan de orde van de dag is en waar de uren worden gevuld met zinloze vergaderingen en managersjargon.

Ook de vier vrouwen van MAN||CO borduren aanvankelijk voort op dit eenzijdige beeld in hun voorstelling Heartcore Kantoor – een geweldige titel overigens. In de begeleidende tekst is het kantoor ‘een plek waar het moet gaan zoals het hoort en waar het gaat zoals het moet. De collega’s voegen zich naar ongeschreven kantoorwetten. Aanpassing aan de verstikkende machosfeer valt hen steeds zwaarder.’ Gelukkig gebruiken de makers deze omschrijving vooral als een springplank naar een situatie waarin ‘persoonlijke uitspattingen’ de werkplek ‘speels op z’n kop’ zetten. De kantoortuin verandert al snel in een speeltuin.

Heartcore Kantoor zet het zakenmileu nadrukkelijk neer als een mannenwereld. De vrouwen dragen herenkostuums en in hun schildering van de dagelijkse kantoormores ligt de nadruk op masculiene motoriek. Een stevige handdruk verandert daarbij in een haantjesgevecht, en het nonchalant naar een lager zittende collega toeleunen op een privacyscherm krijgt – net als in de onvolprezen comedyfilm Office Space – het karakter van een intimidatietechniek.

De voorstelling opent met een reeks blackouts en freeze-frames, waarin de vier personages allerlei belangrijkdoenerige poses aannemen rond de twee bureaus die, samen met een batterij waterkoelers, heel efficiënt een zakelijke ruimte creëren. Het viertal komt in beweging in een aanstekelijke simultaanchoreografie die draait om het strikken van het zakenattribuut bij uitstek: de stropdas. 

Aanvankelijk lijken de in lichtgrijze pakken gehulde Lisa Feij en Susan Hoogbergen hoger in de pikorde te staan dan de iets donkerder grijs geklede Vera Goetzee en Roma Koolen. Door de verschillende scènes heen verschuiven de verhoudingen echter voortdurend. Door de goed gedoseerde mimiek en lichaamstaal van het op elkaar ingespeelde kwartet zijn die veranderingen steeds goed te volgen, zelfs als het hoe en waarom van opeenvolgende scènes niet altijd even helder is. Ook al voelt de aaneenschakeling van losse scènes hier en daar een beetje arbitrair, door een consequente vormgeving van decor, kostuums en geluid stoort dit niet. Slim zijn de kostuums van Maartje Prins, die haar ontwerpen voorzag van allerlei afritsbare onderdelen. 

De muziek van Daniel van Loenen draagt wezenlijk bij aan het welslagen van de voorstelling. Van de analoge synth-geluiden in de openingsscène – denk: Kraftwerk en Tangerine Dream – tot lekker dommig pompende techno als basis voor een strakke groepschoreografie. Geestig is het naar de eightiespop uit dansfilms als Footloose knipogende nummertje waarop Vera Goetzee mag losgaan, terwijl ze uitgelaten over bureaus en collega’s rent. Iets minder overtuigend is dan weer een scène waarin ze vier-op-een-rij achter een tafel zitten terwijl ze hun mechanische hand- en armbewegingen begeleiden met kakofonisch uitgesproken kantoorclichés, die zo afkomstig konden zijn uit de jargoncollectie van Japke-D. Bouma. In het teaserfilmpje bij de voorstelling werkt dit uitstekend, maar in de voorstelling voelt het net wat te makkelijk.

Het sterkst zijn de scènes die de vooroordelen over het kantoorbestaan links laten liggen. Aandoenlijk is bijvoorbeeld een tragikomische solo van Susan Hoogbergen die huilend onder een bureau zit, en vervolgens vanuit die positie het meubelstuk het toneel oversleurt in een wanhopig emotionele uitbarsting. Ook erg goed is de onbesuisde slotscène, waarbij al het kantoormeubilair oneerbiedig naar de randen van het podium is geschoven. De ergonomische zitballen, die eerder al mochten figureren in een komisch wiegend en stuiterend bureauballet, rollen nu in steeds grotere aantallen over het podium terwijl de danseressen er als stagedivers bovenop springen, om vervolgens buikschuivend op de vloer te belanden.

Foto: Bart Grietens