Je zal maar je moeilijkste cliënt tegenkomen op je laatste werkdag.  Een oude psychiater kijkt naar een muur van verhuisdozen waar veertig jaar aan herinneringen in liggen. Nog één nachtje in zijn praktijk, en dan komt hij thuis, belooft hij zijn vrouw. En dan staat daar ineens ene meneer Kibbeling, met een wel heel bijzondere aandoening. Hij is bang te verdwijnen. En eigenlijk is de psychiater dat ook.

De natuur is in de war, meent Kibbeling. Hij ziet zijn eigen reïncarnaties op straat lopen. Alle afspraken die hij maakt, worden door anderen vergeten. De afspraak met zijn psychiater had twee uur geleden al plaats moeten vinden. Onmogelijk, meent de psychiater. Alleen goochelaars kunnen verdwijnen. En een afspraak vergeten, dat is hem in veertig jaar nog nooit overkomen.

Zo ontstaat in de eerste scène al een mooie tegenstelling. Enerzijds een psychiater (Jules Croiset) die opgesloten zit in zijn werkruimte, anderzijds de onstuimige Kibbeling (Victor Reinier), voor wie het leven nog helemaal open ligt. Je verwacht een verhaal waarin de tegenpolen elkaar tot nieuwe inzichten brengen, maar zo simpel ligt het niet. Er is iets aan de hand met Kibbeling. Wie is die man die zomaar binnenkomt, weggaat om zijn tante iets te vertellen of een reis te ondernemen, en doodleuk weer terugkomt? En dat in één avond?

En wat zegt dat over de psychiater? Kunnen we zijn perspectief wel vertrouwen? Hoe zit het met zijn vrouw die hij herhaaldelijk belt? Steunt zij op hem, of is hij het die op haar steunt? Bestaat ze überhaupt wel? Het is snel duidelijk dat we met onbetrouwbare vertellers te maken hebben. Dat maakt van Een Goed Mens een interessante puzzel. Je weet dat er iets niet klopt, je weet in grote lijnen waar dat aan ligt, en toch kan je er lang niet je vinger op leggen.

De herinneringen van Kibbeling en de psychiater blijken samen te vallen. Kibbeling had een affaire met Dorien, de vrouw van een oude vriend. De psychiater blijkt ook een Dorien gekend te hebben, al is die affaire tragisch afgelopen. Beide mannen zijn steeds de derde persoon geweest in een relatie. Zijn huidige vrouw bewonderde de psychiater jaren van afstand, tot zij haar partner voor hem verliet. En nog, zo geeft hij toe, weet hij niet of hij er genoeg voor haar geweest is. Het idee van verdwijnen krijgt hier verschillende betekenissen. De psychiater verdwijnt in zijn werk, hij is een schim geweest in zijn relaties, en hij vreest dat hij zijn verleden kwijtraakt.

Naast verdwijnen gaat Een goed mens, misschien nog wel meer, over tijd. De wilde, idealistische Kibbeling is een levende herinnering aan een verleden dat voor de psychiater voorgoed voorbij is. Tegelijkertijd is dat verleden, in een kamer vol oude dozen, altijd aanwezig. Tijd, zo betoogt de psychiater, is de vierde dimensie waarin heden en verleden zomaar door elkaar heen kunnen lopen.

Een goed mens is een typisch acteursstuk. Scènografisch kent het geen grote pieken of dalen, waardoor het wat statisch aan kan voelen. Scènewisselingen worden aangegeven met muziek en korte lichtwissels. Terugkerende projecties van foto’s met ezels vallen in die soberheid zo op, dat ze iets belangrijker worden dan ze uiteindelijk blijken te zijn. De kern van deze voorstelling ligt in de tekst van Flip Broekman en het spel van Jules Croiset en Victor Reinier. De psychiater die Croiset speelt is beheerst, doordacht, en toch nooit helemaal zeker van zijn zaak. Daartegenover staat Reinier met een meer fysieke energie, een jongere jongen die in de woorden van de psychiater ‘op zijn vijftiende al wist, hoe de wereld in elkaar stak’.

Het plotselinge overlijden van Flip Broekman heeft een schaduw geworpen over deze voorstelling. Een goed mens getuigt van zijn kwaliteiten als toneelschrijver. Het blijft grillig. Je denkt te weten waar de tekst heengaat en hoe de personages zich tot elkaar verhouden, en toch blijf je met vragen zitten over wie ze nu echt zijn, wat er waar is en wat is niet. Zo behoudt deze zelfbenoemde ’thrillerkomedie’ een gevoel van suspense.

Foto: Ben van Duin