‘Nou, dit is dus mijn leven.’ Bevragen, spoorzoeken, deduceren en conclusies trekken. Fotograaf, journalist en bovenal ‘fotodetective’ Hans Aarsman kijkt niet alleen in zijn werk, maar ook in zijn dagelijks leven door de bril van een rechercheur. In Detectiveparadijs leert hij het publiek kijken zoals hij dat doet.

Hans Aarsman is gespecialiseerd in het analyseren van (nieuws)foto’s, onder meer in een tweewekelijkse rubriek in de Volkskrant. In Detectiveparadijs laat hij aan de hand van voorbeelden zien hoe hij te werk gaat. Hij neemt hiervoor in eerste instantie foto’s die geënsceneerd zijn, stockfoto’s van mensen die ontslagen worden of van een echtelijke ruzie. Althans, dat is de interpretatie van wat er op deze foto’s te zien is. Aarsman doet een stap terug: hij trekt waarneming en analyse uit elkaar, probeert vooroordelen en aannames te omzeilen, en als een cabaretier trekt hij vervolgens een humoristische conclusie als punch line. 

Steeds is hij op zoek naar wat er ‘nu eigenlijk aan de hand is’ op een foto. Hier schuurt zijn methode: hij benadert de foto’s niet als geregisseerde beelden, maar als snapshots van de realiteit. Alsof er een zekere waarheid verborgen ligt in het beeld, die alleen te vinden is als je goed genoeg kijkt. Dit is een misvatting: uiteindelijk kijken we ook dan naar zíjn interpretatie, zijn fantasieën.

Op momenten is Detectiveparadijs ook langdradig, zoals wanneer Aarsman alle denkstappen in een dagelijkse situatie uiteenzet alsof het een detective-mysterie is. Hij speelt in op herkenbare scenario’s, zoals een verloren sleutelbos, maar daardoor slaagt hij er niet in om hele nieuwe, spannende inzichten te presenteren. Het blijft immers een alledaagse sleutelbos.

Vervolgens gaat Aarsman gelukkig over op fantasierijker materiaal, namelijk oefenmateriaal rondom onopgeloste moordzaken. De overgang is vrij abrupt, maar even later wordt duidelijk dat Aarsman onderdeel is van een groepje burgers dat de politie helpt met het oplossen van dit soort cold cases. Met enthousiasme analyseert hij beelden van vermeende ongelukken of zelfmoorden, met de hoop te ontdekken dat het niet is wat het lijkt. We kijken naar een man die het liefst zou leven in zijn favoriete detectives. Zo lang hij zijn omgeving maar blijft bevragen, wordt hij misschien vanzelf Sherlock Holmes. Voor hem is dát het paradijs.

Zijn onvermoeibare enthousiasme werkt aanstekelijk op de zaal. Aarsman komt over als je favoriete docent: hij spreekt het publiek direct aan met vlotte tong, maakt veel grapjes tussendoor en wijdt af en toe uit naar een persoonlijke anekdote. Het publiek mag volop meedenken en naarmate de voorstelling vordert, proberen toeschouwers steeds vaker om de fotodetective te slim af te zijn of te betrappen op aannames.

Hoewel Aarsman het publiek het idee geeft dat er achter iedere mysterieuze foto een verklaring zit, gaat het hem uiteindelijk niet om de oplossing. De premisse van zijn voorstelling, het zoeken naar de waarheid in een foto, haalt hij aan het einde van Het detectiveparadijs ook zelf onderuit. Hij wil mensen vooral aanzetten tot het denken in observaties, sporen en deductie. Bewust bezig zijn met waarnemingen en theorieën maakt het leven leuker en de mens scherper, volgens Aarsman. Toch voelt het alsof je als toeschouwer bedrogen uitkomt: Aarsman laat het publiek meezoeken naar een waarheid die niet blijkt te bestaan. Maar de zoektocht is minstens net zo spannend.

Foto: Claudia Scola