In het donker van de nacht praten de broertjes Roof en Rafel met elkaar. Vanuit hun bedden, waarboven een klein lichtje hangt. Rafel is de jongste en een bangeschijter. Grote broer Roof gooit olie op het vuur met enge verhalen. Maar de ergste stokebrand is Mama, wier stem vanuit het niets voortdurend waarschuwt voor onzichtbare gevaren. De Roofkes (6+) is een prachtig vormgegeven Vlaamse poppentheatervoorstelling over angsten en hoe daarmee om te gaan.

Midden in de donkere theaterzaal hangen twee rijen rolgordijnen, van de zoldering tot op de grond. Tussen die twee rijen is de speelvloer. Aan weerszijden ervan zit het publiek. Dat zit dus met de neus bovenop De Roofkes en dat is ook de bedoeling, want het publiek moet ‘ondergaan’ wat er gebeurt tijdens deze voorstelling. Tussen die rolgordijnen wordt langzaam een kleine wereld geschapen, bevolkt door poppen, bespeeld door poppenspelers.

Roof is het grote broertje, bespeeld door Maarten Van Aerschot. Rafel is het kleine broertje, bespeeld door Reineke Van Hooreweghe. Deels achter gesloten rolgordijnen, beschenen door lampen, deels achter open gordijnen is hun wereld. Bovenop een rijdende kubus verschijnen maquette-vormige huizen en flats: de stad waarin de broertjes wonen. Een andere kubus biedt plaats aan een grote donkergrijze berg. Dat is de ‘schervenhoop’, ofwel: de vuilnisbelt.

Het is die vuilnisbelt die de grootste bron van angst is in De Roofkes. De jongens hebben een overbezorgde (onzichtbare) moeder, die vanaf de zijlijn overal doorheen jammert: ‘Pas toch op! Dat is gevaarlijk’. Uit voorzorg voor wat haar kinderen kan gebeuren, heeft Mama ze alvast van kop tot teen ingezwachteld: de poppen dragen ‘windsels’ bij wijze van kleren, ze zien er mummie-achtig uit doordat ze gekleed gaan in meterslange repen verband (poppen: Evelyne Meersschaut). Die van Rafel hangen in pluizen om zijn lijfje, vandaar zijn naam. ‘Roof’ is Vlaams voor ‘wondkorstje’.

Zo staat hun hele leven in het teken van wat hen allemaal aan rampspoed zou kùnnen overkomen. In het bijzonder wanneer ze naar de Schervenhoop zouden gaan. Vanuit hun bedjes, twee verlichte kratjes aan weerszijden van de wanden van rolgordijnen, bedenken de poppen verhalen en avonturen.

De vormgeving speelt een dominante rol in De Roofkes. Op de rolgordijnen verschijnen projecties. Van rook, van huizen, van de fantasieën die de twee jongens bedenken. Er wordt rook in de theaterzaal geblazen, zodat bundels licht bijna tastbaar worden. Het licht maakt ook het publiek aan weerszijden zichtbaar. Er is muziek van elektrische gitaar en keyboard (muziek: Peter Verhelst), doorsneden door de kreten van vogels.

De poppen, het poppenspel, de geluiden, de projecties en de overige vormgeving: ze zijn prachtig, oogstrelend, heel mooi gedaan. De voorstelling is alleen best wel eng voor jonge kinderen. De verhalen waarmee de kinderen elkaar bang maken. De angst voor verwonding. Die paniekerige moeder die overal doorheen waarschuwt voor onheil. De vuilnisbelt, die allerlei gevaren herbergt.

De boodschap aan overbezorgde ouders is duidelijk: laat je kinderen een beetje los, het loopt allemaal zo’n vaart niet. En misschien is de boodschap aan de kinderen: wees niet te bang voor spoken in de nacht. De werkelijkheid is minder eng dan je fantasieën.

Foto: Melissa Milis