Bijna een jaar bestaat de Dutch Junior Dance Division nu, het juniorgezelschap van de Dutch Don’t Dance Division uit Den Haag. Het is een soort springplank in het kwadraat, want de groep van Rinus Sprong en Thom Stuart fungeert zelf ook al enigszins als opstapje naar het grotere werk. Zo danst Michaela DePrince, die vorig jaar in De notenkraker van DeDDDD optrad, nu bij de Junior Company van Het Nationale Ballet.

Een van de redenen om de Dutch Junior Dance Division op te richten is, aldus Sprong en Stuart, de voorwaarde van minimaal twee jaar ervaring die sommige gezelschappen stellen voor ze aankomende dansers toelaten tot hun audities. De kloof die toch al tussen opleiding en beroepspraktijk gaapt, wordt daardoor des te groter. Bij DeDJDD worden dansers bovendien niet alleen op gebied van techniek gecoacht, ze krijgen ook begeleiding in zaken als ondernemerschap en netwerken – steeds minder dansers komen terecht in de gesubsidieerde sector en dansende zzp’ers die bijvoorbeeld een dansschool willen opzetten, weten vaak van toeten noch blazen als het over zaken gaat. DeDJDD biedt hun een broodnodig professionaliseringstraject.

Afgelopen zondag stond de groep in het Maitland Theater in Driebergen op het landgoed De Horst van opleidingsinstituut De Baak. Het intieme podium in het ronde gebouw bleek heel geschikt voor het spectacle coupé dat de zeven jonge dansers en Rinus Sprong brachten. Het repertoire reikte van Martha Grahams Lamentation via een rap van Dame Edith Sitwell en drie solovariaties uit Armando Navarro’s versie van Coppélia tot een werk dat Stuart onlangs in opdracht van het 65-jarige jubileum van De Baak creëerde – cultureel ondernemerschap in de praktijk.

Een gevarieerd programma dus, en live begeleid door het Aristo Kwartet en pianist Erwin Weerstra. Door de versnipperdheid was het jammer genoeg artistiek onbevredigend, een programma bovendien dat goed duidelijk maakt waarom niet elke conservatoriumalumnus meteen bij het Nederlands Dans Theater2 wordt aangenomen en waar DeDJDD dus een functie heeft te vervullen.

Bij de meeste van de zeven dansers valt in elk geval nog een wereld te winnen als het op presentatie aankomt: het is vooral veel buitenkant en soms eist de techniek dusdanig de aandacht op, dat er geen ruimte en tijd overblijft voor interpretatie. Een enkeling is wel podiumrijp. Marin Ino bijvoorbeeld weet niet alleen prima raad met haar Coppélia-variatie, zij is ook fraai in het duet uit Kreutzer, de hedendaagse choreografie waarmee DeDJDD zich begin dit jaar in de Haagse Pulchri Studio presenteerde. Barbara D’Agostino is technisch sterk in Orlando en Rutkay Özpinar bracht de solo Rush (Stuart), op Rimsky-Korsakovs overbekende Flight of the bumblebee, niet onverdienstelijk, maar een echt komische presentatie staat of valt met een strakke timing en een excellente articulatie. Én geestige bewegingsgrappen natuurlijk, en dat is een kunst die maar weinigen beheersen.

Een jaartje rijpen in de luwte kunnen deze zeven dansers heel goed gebruiken, en vooral langere, artistiek uitdagender choreografieën (Kreutzer was een geschikt vehikel) die hun de gelegenheid bieden op het podium aan hun rol als uitvoerend en interpreterend danser te werken.

Foto: Arnold v West