Recensent Kester Freriks gaat vanavond niet aan het werk. Als gevolg van de coronamaatregelen is de première van de voorstelling die hij zou bespreken, Jungfrau van Toneelgroep Maastricht, uitgesteld. In plaats van recensies te publiceren, laat Theaterkrant de komende weken dagelijks mensen aan het woord die betrokken zijn bij een voorstelling die op die dag in première zou gaan. Freriks: ‘De hele dag voorafgaand aan het moment van aanvang had in het teken gestaan van de voorstelling.’

Vanavond, zaterdag 28 maart, zou bij Toneelgroep Maastricht Jungfrau in première zijn gegaan, een voorstelling van Wim Opbrouck en Wilfried de Jong. Stel dat ik de voorstelling had gerecenseerd, dan zou dat gegaan zijn zoals altijd. De hele dag voorafgaand aan het moment van aanvang had in het teken gestaan van de voorstelling. Daarmee bedoel ik niet de reis naar Maastricht, maar de mentale en ook ’theatrale’ voorbereiding.

Ik zou eerdere voorstellingen van Opbrouck en De Jong weer voor de geest hebben gehaald, zoals de hommage aan de jazz en de verbeelding die het tweetal bracht met We Free Kings. Mijn eerste kennismaking met Opbrouck was ten tijde van de legendarische, tien uur durende Shakespeare-marathon Ten Oorlog van schrijver Tom Lanoye en regisseur Luk Perceval. Deze herinneringen vormen samen de prelude van de nog niet geziene uitvoering Jungfrau. Uiteraard lees ik vantevoren het programma, zodat zich al iets van een innerlijk schouwtoneel begint af te tekenen.

Ik houd van die voorbereidingen, ze geven kleur aan de dag. Er zijn recensenten die er anders over denken. Zij bepleiten een onvoorbereide, open aanwezigheid in de zaal. Voor hen begint de voorstelling pas op het moment dat de zaallichten doven, het toneellicht zich opent of de gordijnen zich ontvouwen. Kortom: zij laten zich verrassen, volkomen blanco. Daar is veel voor te zeggen. Het is ook een ingewikkeld proces, dat wat voorafgaat aan het moment van ‘doek op’. Tal van voorstellingen krijgen in de media vantevoren aandacht in de vorm van interviews met de acteurs en/of de regisseur, decorontwerper, schrijver. Altijd interessante stukken, maar ze hebben wel een gevaar in zich: ze kunnen sturend zijn en misschien, zonder dat je je ervan bewust bent, al iets van een mening gaan geven. Ander gevaar is dat je de voorstelling gaat leggen langs de meetlat van wat de makers ervan hebben prijsgegeven of wat hun intenties zijn, en dan zit je in de voorstelling de woorden vooraf met de daadwerkelijke vertoning te vergelijken.

Voorbereiding of verrassing: dat is de vraag. Het verschilt natuurlijk ook per voorstelling. Betreft het een stuk van het wereldrepertoire, van de klassieken tot het modernste, dan kun je die teksten lezen of vaak heb je er al een versie van gezien. Nieuw geschreven stukken kun je vaak niet vooraf lezen, en Jungfrau al helemaal niet. Deze voorstelling is hoogstwaarschijnlijk uit improvisatie en een rijkdom aan invallen op de repetitievloer ontstaan. Dus je hebt in principe super-blanco. Weer een andere categorie voorstellingen betreft die van wie je de makers niet kent, bijvoorbeeld als zij pas van de toneelschool komen of net zijn afgestudeerd. Dan is alles gloednieuw en is alles pure verrassing. Een variatie daarop is als een nieuwe maker kiest voor een repertoirestuk. Dan is de verrassing slechts gedeeltelijk. Behalve teksttoneel zijn er ook bewegingstheater, object- en poppentheater, dansvoorstellingen, muziektheater, locatietheater.

Dus de vraag ‘ voorbereiding of verrassing’ is complexer dan op het eerste gezicht lijkt. Zeg je voorbereiding, dan kun je als recensent de voorstelling in een traditie plaatsen, iets dat ik graag doe. Dat ligt het meest voor de hand bij het repertoiretoneel. Je zou kunnen zeggen dat een repertoirevoorstelling altijd op de schouders staat van de voorgaande. Ze vormen als het ware een ketting van variaties op hetzelfde thema. Het fijnst is als een recensie die plaats van een uitvoering in de traditie duidt. Ik geloof er niet in dat een voorstelling een incident is, integendeel. Elke toneelmaker is eerst een kijker geweest, zoals elke schrijver eerst een lezer was. Die periode van kijken of van lezen is van beslissende invloed geweest op het latere maakwerk.

Zo beschouwd bevindt elke theatervoorstelling zich op het snijpunt van traditie en vernieuwing, van voorbereiding en verrassing. We gaan naar het theater, zo wordt vaak gezegd, om er mentaal en emotioneel rijker van te worden, om leefpatronen en menselijke verhoudingen waar te nemen, om onze gedachten en gevoelens te structuren en te toetsen aan wat anderen maken, schrijven, ons als een spiegel voorhouden. Maar je gaat ook naar het theater om iets dat onuitgesproken en sluimerend door je hoofd dwaalt, richting en vorm te geven. Eerste verliefdheid, hoe ging dat ook weer? Er zijn voorstellingen over. De dood van een dierbare, welke woorden koos je er ook weer voor of kon je er geen woorden voor vinden? Daar zijn schitterende voorstellingen over gemaakt. De lijst is eindeloos, evenals de voorstellingen dat zijn. En toch raken ze altijd aan iets dat wezenlijk is: je eigen ziel, de ziel van een ander, de gemeenschappelijke ziel.

Eindregisseur van Jungfrau zou Michel Sluysmans zijn, artistiek leider van het Maastrichtse gezelschap. En de Jungfrau? Ha, die berg in de Zwitserse Alpen ken ik, samen met de Eigen en Monch. Drie kolossale, imposante en adembenemende bergspitsen waarvan de Jungfrau de hoogste is, 4158 meter. Ik ken boeken van levensgevaarlijke beklimmingen ervan, bijvoorbeeld De witte spin van Heinrich Harrer, het spectaculaire relaas van de eerste beklimming van de noordwand van de Eigen in de jaren dertig. Alleen al bij de naam Jungfrau komt dat boek weer in mijn herinnering terug. Voor de beide spelers, zo meldt het programma, symboliseert de Jungfrau het onbereikbare in ons bestaan. De twee acteurs ontmoeten elkaar in het hooggebergte en ondernemen een mythische reis naar de top in een gevecht met de elementen. De spelers ontdekken gedeelde verlangens.

Opbrouck en De Jong, de even adembenemend mooie als angstwekkende berg, de beklimming, het onbereikbare, de wederzijds herkenbare verlangens: het zijn slechts enkele sleutelwoorden die mijn dag voorafgaand aan de voorstelling kleur en diepte geven. Maar ook structuur. Ik begin alvast na te denken, open en losjes, associatief. Dat mentale proces doet me altijd nog benieuwder naar een voorstelling zijn, er reikhalzend naar uitkijken.

Maar nu is de theaterzaal in Maastricht vanavond leeg, evenals alle theaterzalen in ons land. Dat is een spijtig besef in deze vervreemdende tijden waarin theater juist hard nodig is. Een volle schouwburgzaal en een speelvloer waarop gespeeld wordt lijkt anno maart 2020 op een onbereikbaar verlangen, een surrealistisch verschijnsel. Even mythisch als een bergtop. Het is, nu, bijna ondenkbaar dat er ooit moeiteloos op een avond wel twintig voorstellingen in première gingen. De enige troost die we kunnen vinden is gelegen, althans voor mij, in de voorbereidende gedachten. Ons proberen voor te stellen hoe Wim Opbrouck en Wilfried de Jong samen in de theaterzaal aan de voet van het bergmassief staan, en hoe en of ze de top bereiken. Als troosttheater.

Foto: Repetitiefoto met Wilfried de Jong en Wim Opbrouck in Jungfrau, Bjorn Frins