Koen van Dijk, voormalig artistiek directeur van muziektheaterlaboratrium M-Lab, schrijft, regisseert en vertaalt musicals. In een reeks columns geeft hij de komende weken een introductie op zijn geliefde genre. Vandaag: Over de opening.

Over de opening. De start van de musical. Meestal: het eerste lied. Of, soms is dat een bewuste keuze, de eerste scène zónder lied. De opening is bijna nooit als eerste klaar. De opening wordt herschreven en herschreven en kan pas echt afgemaakt worden, als de finale bekend is. (Een uitzondering is ‘Hamilton’. Daar bestond eerst alléén de opening en daarna werd deze uitgebreid tot een musical.)

De opening van een musical moet meteen de juiste toon treffen. De hoofdfiguren moeten worden geïntroduceerd, de stijl van de voorstelling wordt bepaald en de opening vertelt wat we moeten weten voordat het verhaal echt kan beginnen. (Als je weet wat ‘de reis van de held’ is, dan weet je dat de opening de ‘gewone wereld’ beschrijft, de wereld waarin de hoofdpersoon leeft voordat de roep tot avontuur klinkt.)

Bij een musical spreken we ook van een exposé. Dat gaat iets verder dan de opening. We moeten zo snel mogelijk weten: over wie gaat dit verhaal, in welke tijd speelt het, wat is de context, en dan volgt het ‘inciting incident’, de gebeurtenis waardoor alles verandert. Als het exposé langer dan een kwartier duurt, begint het publiek af te haken. Ik heb weleens een musical gezien waarvan het exposé de hele eerste akte duurde! (‘Eindeloos’; what’s in a name…?)

De opening spreekt met het publiek af, wat de taal van de voorstelling zal zijn. M.a.w. wat de conventie is. Want in de opening kunnen we nog alles aan het publiek verkopen. Maar als de opening voorbij is en de schrijver zondigt tegen de eigen conventie, raakt het publiek verward. Nog erger, haakt af. Einde musical.

Wat kan een conventie zijn? Misschien zijn alle acteurs katten (‘Cats’) of treinen (‘Starlight Express’). Dan is het zaak dat meteen vanaf de opening te laten zien. Of misschien is dit een periode-stuk en moeten we heel goed begrijpen in welke tijd dit verhaal speelt. Zijn er zogenaamd onzichtbare acteurs die dierenpoppen bespelen (Theater Terra) of zijn de acteurs zelf de dieren (‘The Lion King’)?

Een anekdote. De musical ‘Fiddler on the Roof’ (‘Anataveka’) was al grotendeels klaar en werd aangeboden aan regisseur/choreograaf Jerome Robbins. Robbins vroeg: ‘Waar gáát die musical over?’ De schrijvers probeerden: ‘Over een vader met dochters en die moeten allemaal echtgenoten vinden’. Dat was niet van Robbins bedoelde. Dat is de anekdote maar hij vroeg naar de premisse.‘Waar gáát het over?’

De schrijvers kwamen met: ‘Het gaat over een man die zich staande probeert te houden in een wereld die aan het veranderen is’. De dochters vinden hun huwelijkspartners; bij elke dochter moet Tevye wéér iets inleveren van wat hij als zijn norm ziet. Vanuit die vraag van Robbins ontstond het openingslied ‘Traditie’ over Tevye’s normen en waarden. Want je kunt niet laten zien hoe de wereld rondom Tevye verandert, als je niet eerst de ‘gewone wereld’ laat zien.

Als er in een musical gedanst gaat worden, is het goed om dat meteen in de opening te doen. Later in de voorstelling dans introduceren is lastig: ‘Waarom gaan ze nou opeens dansen?’ Terwijl het in de opening altijd meteen geaccepteerd wordt.

De meesterlijke opening van ‘West Side Story’ spreekt met het publiek af: dansen = vechten. Die afspraak wordt in de opening geaccepteerd en werpt de hele voorstelling zijn vruchten af.

Een anekdote. Onze versie van ‘The Bridges of Madison County’ startte met een gedanste opening. We zien hoe Francesca en Richard elkaar ooit ontmoetten: hun zoon en dochter spelen hun jongere alter-ego’s.

Toen we de opening als los nummer op Facebook zetten bij wijze van promo, reageerde Paul de Leeuw (ik parafraseer:) ‘Wat een onzin dat gedans, dat openingslied is sterk genoeg van zichzelf, als solo voor Lone’. Paul heeft op zich gelijk dat het lied sterk genoeg is als solo, en Lone van Roosendaal is zeker sterk genoeg als performer, maar ik wist dat dit principe van dansende alter-ego’s nóg twee keer in de voorstelling zou terugkomen. En als het niet in de opening zat, zou ik het later niet kunnen gebruiken.

Ook de stijl van de musical moet meteen neergezet worden. Is het drama, melodrama, komedie, klucht? Beroemd is de anekdote van Sondheims musical ‘A Funny Thing Happened on the Way to the Forum’; een tamelijk platte klucht, weliswaar met ‘sophisticated songs’.

Bij de eerste try-outs werd er bijna niet gelachen. De klucht werkte niet. De makers zaten in zak en as. Toen regisseur Jerome Robbins een try-out bezocht, zag hij meteen wat het probleem was: het publiek kreeg pas te laat door dat het hier een klucht betrof. Sondheim had een prachtige ballade geschreven als opening: ‘Love is in the air’. Erg tongue-in-cheek, maar beslist geen dijenkletser.

Love is in the air
Quite clearly
People everywhere
Act queerly
Wives are at their husbands’ service
Virgins are distinctly nervous
Love is going around

Sondheim begreep de kritiek, ging naar huis, schreef (volgens de overlevering) binnen één dag een nieuwe opening die door Robbins met veel visuele humor gestaged werd. De opening was nu:

Something familiar
Something peculiar
Something for everyone: a comedy tonight!
Something appealing
Something appalling
Something for everyone: a comedy tonight!

De combinatie van het openingslied van Sondheim, dat nu niets meer te raden overliet, en de staging van Robbins trof meteen doel en de musical werd een hit.

Foto: Gebroeders Leeuwenhart van M-Lab (2008), Bob Bronshoff