Kunst en cultuur kunnen in de klimaatcrisis echt een verschil maken en dat brengt een enorme verantwoordelijkheid met zich mee. Dat schrijft Thomas Lamers, die samen met Raïssa Pater vandaag een statement presenteert op het Warming Up Festival in de Tolhuistuin. Collectief Walden roept samen met een aantal andere organisaties de kunstsector op om niet alleen zijn negatieve impact te verkleinen, maar vooral bij te dragen aan positieve verandering. 

Als we aan impact denken, denken we vaak aan voetafdruk, uitstoot, land- en watergebruik en afval. Die impact hebben we. Dit is negatieve impact, en die wil je verkleinen. Van de kunst- en cultuursector is de negatieve impact eigenlijk al best klein. Zeker vergeleken met sectoren als de bouw, de zorg, de landbouw, het transport of de financiële sector. Hoewel er ook bij ons natuurlijk altijd nog volop ruimte is voor verbetering. De hele samenleving moet op de schop om aan de doelstellingen van Parijs te voldoen, zo ook dus wij. En dat tempo moet omhoog.

Je negatieve impact verklein je door je aan te sluiten bij initiatieven als de Green Deal Circulaire Festivals of het Theatre Green Book, of een voor jouw instelling relevant alternatief. Er is goed nieuws wat betreft deze vorm van impact: voor een heel groot deel is het wiel al uitgevonden, de innovatie en het experiment om te vergroenen hebben al plaatsgevonden. De resultaten worden je op een presenteerblaadje aangeboden. Het gaat daar nu ‘gewoon’ om het implementeren. Natuurlijk is daar geld, tijd en integrale training van alle werkenden in ons veld voor nodig (en dus lobby!), maar de praktische oplossingen zijn goeddeels bekend.

Maar, je kunt impact ook zien als je bijdrage aan veranderingen. Je hebt ook positieve impact, en die wil je niet verkleinen maar juist vergroten. Dat doe je in eerste instantie door zelfonderzoek. Waar ben jij goed in? Welk artistieke of culturele gewicht heb je in de schaal te leggen? Wie luistert er als jij spreekt?

Kunstenaars en culturele instellingen hebben, vergeleken met andere burgers en bedrijven, potentieel een relatief-enorme, positieve impact. Er wordt naar ons gekeken en geluisterd. Dat is super, én dat brengt tegelijkertijd een grotere verantwoordelijkheid met zich mee, zeker in maatschappelijk volatiele tijden. We kunnen echt een verschil maken: kunst en cultuur hebben het in zich om game changers te zijn. Want onze sector is er eentje van statements en gebaren. Anders dan in ‘gewone’ sectoren, misschien alleen vergelijkbaar met journalistiek, politiek en wetenschap,  wordt er van ons verwacht dat wij ons uitspreken over hoe het er in de rest van de samenleving aan toe gaat. Ook als dat betekent dat we ons kritisch verhouden tot de gang van zaken in zo’n andere sector waar we eigenlijk ‘niks’ mee te maken hebben, zoals de bouw, de zorg, de landbouw, het transport of de financiële sector.

We staan er allemaal anders in, zelfs de groen-willenden. Of het nu gaat over ons publiek of over onszelf: sommigen van ons focussen graag op wat we zelf kunnen doen, op wat we kunnen tweaken in ons doen en laten. Anderen reageren juist als door een bij gestoken, als je wijst op verantwoordelijkheid van consumenten of kleine, individuele producenten, met de gedachte dat een beter milieu nu net niet bij jezelf begint (neoliberaal extractivistisch frame!), maar bij grootverbruikers en -uitstoters, en bij partijen met macht, en vooral: met meer geld.

Sommigen van ons worden gemotiveerd door de gedachte dat het vijf voor twaalf is, en dat als we allemaal samenwerken we het noodlot nog kunnen afwenden. Anderen hebben het idee dat het kwaad al geschied is, en dat het nu gaat leren leven in een nieuwe tijd en om het rechtvaardig verdelen van de lasten en de gevolgen van klimaatverandering, bodemdegradatie, biodiversiteitsverlies, zeespiegelstijging, freak weather events et cetera.

En nu wordt het een beetje filosofisch: Sommigen voelen zich vooral verantwoordelijk voor wat ze dóén – van verbeteringen op de vierkante meter tot grootse gebaren – anderen voelen zich ook verantwoordelijk voor wat we laten gebéúren. En het aardige is: we hebben allemaal gelijk. Kan gewoon. Want hoe interessant de discussies tussen de verschillende overtuigingen en geneigdheden ook zijn, we moeten oppassen voor valse tegenstellingen. Of erger nog: passiviteit als gevolg van schijnbare onenigheid.

Een gunstig neveneffect van zo’n zelfonderzoek kan zijn, dat je tot nieuwe inzichten komt over je eigen aannames over je output en bedrijfsvoering. Misschien wil je wel andere thema’s agenderen of nieuwe accenten leggen. En wat betreft je bedrijfsvoering: misschien kom je vanuit radicaal ontwerpdenken tot de conclusie dat je niet je wagenpark wilt elektrificeren maar dat je vanaf nu nog maar op één plek je werk wilt tonen. Met andere woorden: dat je niet een radertje in je proces wilt vergroenen, maar dat je je hele proces omdenkt.

Specifiek voor onze sector zie ik scherp de gevaarlijke valkuil van een te nauwe taakopvatting voor de kunsten. In de brainstorms rond de totstandkoming van deze tekst, en ook in andere sectorgesprekken, hoorde ik af en toe een variatie op het argument dat de kunst ‘niet op aarde is om de wereld te redden’. Maar ook als je niet, zoals ikzelf, de gecombineerde roeping ervaart om juist via kunst het verschil te maken, is dit een wat eigenaardig, en in mijn ervaring een borderline-harteloos argument.

Een bakker is op aarde om brood te bakken, maar zij kan best investeren in verduurzaming van haar ovens of samen met andere bakkers optrekken om toeleveranciers of overheden te nudgen of te speldenprikken om ketenverbeteringen door te voeren. Een muziekjuf is niet op school om een ontruiming te coördineren, maar als het brandalarm afgaat mogen we wel van haar verwachten dat ze alle kinderen mee naar buiten neemt, zelfs als ze niet in haar klasje zitten. Het is aan alle aardbewoners, alle bedrijven, alle organisaties, overheden hoog en laag, om zich in te zetten ter bestrijding en verlichting van deze alles-crisis. Als we ieders verantwoordelijkheid reduceren tot wat formeel is afgesproken, dan stijgt de broodprijs, leren onze kinderen blokfluit spelen maar moeten ze wel wachten op de brandweer om gered te worden en blijft Shell dividenden uitkeren aan aandeelhouders.

Van hen met een stem, en met een platform mogen we een voortrekkersrol verwachten. Ook als je abstracte dans maakt, of werk dat uitsluitend gaat over sociale onrechtvaardigheid, onmogelijke liefde of familieperikelen rond een erfenis.

Om de kluwen van alle manieren waarop we impact en invloed hebben te ontwarren, stel ik voor om de werking van onze instellingen in drieën te delen. We hebben allereerst invloed op het podium en in ons programma, ten tweede hebben we invloed achter de schermen in je bedrijfsvoering en de logistieke stromen die je veroorzaakt, en ten derde hebben we een niet te onderschatten potentiële invloed ‘naast’ het podium, in de rol van maatschappelijke aanjager die we kunnen spelen. Die laatste kan getypeerd worden als het strategisch inzetten van je rol als kunstenaar of culturele instelling in de samenleving, op een manier die bij jou past.

Niemand in onze sector heeft gekozen voor het fossiele en waarde-onttrekkende economische systeem waarbinnen we produceren. En wij zitten niet aan de knoppen, noch kunnen we onszelf er buiten plaatsen. We moeten het ermee doen. En in een twisted systeem kun je niet perfect zijn. Er gaan dilemma’s zijn, het zal zelfs gaan schuren met onze kernbezigheden. Tegelijkertijd ontslaat ons dat er niet van, dat we ons best moeten doen, om daarmee optimaal bij te dragen aan verandering. Het is een existentiële kwestie.

TE ZIJN OF NIET TE ZIJN
Voor alles wat de verduurzaming van je bedrijfsvoering overstijgt, heeft Collectief Walden samen met Jakop Ahlbom Company, NAPK, Eurosonic Noorderslag, Tolhuistuin en Warming Up Festival een statement ontwikkeld, TE ZIJN OF NIET TE ZIJN, dat iedereen kan invoegen in de meerjarige beleidsplannen die nu overal geschreven worden, of in andere aanvragen of beleidsstukken. Het statement is er voor iedereen die gelooft dat kunst en cultuur agents of change kunnen zijn, als het gaat om klimaat en ecologie.

Bij het statement hoort een website, waar je een groeiende lijst van concrete voorbeelden vindt van wat je in je praktijk allemaal kunt gaan doen in die drie invloedssferen die wij als kunstmakers en -toners hebben: wat betreft de inhoud van je output, ten tweede in je bedrijfsvoering, en tot slot in de rol van maatschappelijke aanjager buiten al onze publieksmomenten om. Als jouw heel goede idee nog niet op die lijst staat, kun je het er aan toevoegen zodat iedereen het ziet.


Wat kun je nu doen? Nou, allereerst: download de paarse pagina van TE ZIJN OF NIET TE ZIJN en voeg hem toe aan je beleidsplan. Er is een idiot-proof handleiding beschikbaar over hoe je de naam van je organisatie kunt invoegen en daarna die pagina in je PDF kunt zetten. Als je de pagina wilt printen, is er ook een zwart-witversie zonder paarse achtergrond beschikbaar, alles natuurlijk met een inktbesparend lettertype.

Hoe gaaf is het als er deze winter bij OC&W, Fonds Podiumkunsten, andere Rijksfondsen en bij de lagere overheden honderden paarse pagina’s van TE ZIJN OF NIET TE ZIJN door de digitale brievenbus vallen, die onderstrepen dat de kunst en cultuur hun rol serieus willen nemen, en ook serieus genomen willen worden in hun rol in de groene revolutie.

Vind de manier waarop jij of jouw instelling zo creatief-effectief mogelijk bijdraagt aan de transitie. Dat heeft dus te maken met waar je al goed in bent. En kies ook de manier waarop je – voor nu – accepteert dat je tekortschiet. Dan hebben we het er later nog wel eens over wiens schuld of verantwoordelijkheid dat tekortschieten is, en wat we daaraan kunnen doen. Voor nu betekent de verklaring van TE ZIJN OF NIET TE ZIJN dat je de komende jaren blijft intunen op hoe je je negatieve impact kunt verkleinen maar vooral: hoe je op een productieve manier blijft bijdragen aan positieve verandering. Hier wil je bij horen, dus doe mee!

Foto: Yafit Taranto – OLIE van Collectief Walden