En toen dreigde het Nederlands Theater Festival ineens zijn subsidie kwijt te raken. Het budget van het Fonds Podiumkunsten voor festivals is zo beperkt dat de feestelijke samenvatting van het afgelopen seizoen niet langer gefinancierd kan worden. Dat is pijnlijk, juist omdat het festival een groot publiek op een toegankelijke manier laat kennismaken met het beste van het Nederlandstalig theater. Hoewel, al het Nederlandstalig theater?

Ongeveer tegelijkertijd met dat nieuws verscheen in de Vlaamse krant De Standaard een artikel met als titel: ‘Waarom is er nog nauwelijks Vlaams theater te zien in Nederland?’ Door gebrek aan geld en door risicoloos programmeren is het Vlaamse aanbod min of meer van de Nederlandse podia verdwenen, terwijl er in het verleden juist heel veel van te zien was. Groepen als De Tijd en De Roovers waren groot in Nederland.

Die teruggelopen aandacht voor wat er bij de Zuiderburen gebeurt, is eeuwig zonde. Nederland en Vlaanderen zijn immers geen losse eilandjes. Het prikkeldraad dat de grens tussen het Vlaams en Nederlands theater lijkt te markeren is volstrekt fictioneel. Zo werken sommige makers aan beide kanten van de grens. Freek Vielen en Rebekka de Wit werken bij de Nieuwe Tijd, Willem de Wolf is onderdeel van De KOE, Abke Haring is een van de makers bij het Toneelhuis. Naomi Velissariou, Julie van den Berghe, Sarah Moeremans en Ivo van Hove vormen een bescheiden greepje uit de Vlamingen die aan onze kant van de grens het theater verrijken. De verwevenheid tussen de twee landen is in de praktijk kortom enorm.

Het publiek weet dat alleen niet en het Theater Festival hielp daar de afgelopen jaren niet bij. De afgelopen jaren had het festival een blinde vlek voor het Vlaamse theater. Dat de jury van het Nederlandse festival vooral uit Nederlandse programmeurs en theaterdirecteuren bestaat en dat die experts zo weinig aandacht hebben voor het aanbod uit Vlaanderen, is tekenend. Dit in tegenstelling tot het Vlaamse Theaterfestival; de jury daarvan bekijkt en selecteert actief Nederlandse voorstellingen en heeft daartoe ook een Nederlands lid. Het resultaat: dit jaar zit er één Vlaamse productie in de Nederlandse selectie, tegen vier Nederlandse voorstellingen in de Vlaamse. Overigens kreeg het Vlaamse Theaterfestival in de subsidieronde aldaar juist (iets) méér subsidie.

Zouden de donkere wolken boven het Nederlands Theater Festival en de afkalvende aandacht voor het Vlaamse theater samen nou geen mooie aanleiding vormen om de twee theaterfestivals weer samen te voegen? En om zo ook de fictionele scheiding tussen de taalgebieden op te heffen? Als je Vlaanderen en Nederland inderdaad als één landschap zou zien, dan zou opvallen dat het ene seizoen de belangrijkste ontwikkelingen in het ene land plaatsvinden en het andere seizoen weer in het andere. Juist door voorstellingen uit beide landen te tonen, zoals in Vlaanderen gebeurt, kan inzicht ontstaan in de samenhang van het hele Nederlandstalige landschap. Op die manier zou een gezamenlijk festival kunnen bijdragen aan de diversiteit van het theaterveld en de artistieke ontwikkelingen binnen het Nederlandstalige theater.

Natuurlijk zijn er cultuurverschillen. Ik was drie jaar lang dat Nederlandse jurylid voor het Vlaams Theaterfestival en ik voerde drie jaar lang met mijn Vlaamse collega’s felle discussies over de beste Nederlandse en Vlaamse theater- en dansvoorstellingen van het afgelopen seizoen. Vooral die over sommige Nederlandse voorstellingen werden op het scherp van de snede gevoerd. Discussie was er vooral waar Hollandse ironische directheid in botsing kwam met de Vlaamse voorkeur voor meer bedachtzame intellectualiteit. Ik vond dat waardevolle discussies, omdat juist door te spreken over die culturele verschillen interessante nieuwe inzichten kunnen ontstaan over wat je dacht te kennen.

Net zoals binnen de jury het spreken over de artistieke verschillen en overeenkomsten van verschillende voorstellingen tot nieuwe inzichten leidde, zo kan een gezamenlijk festival actief bijdragen aan culturele uitwisseling. Dat kan geen kwaad nu in Nederland de diversiteit van het landschap en de mogelijkheden tot artistieke vernieuwing worden bedreigd door bezuinigingen en door een aanhoudende obsessie voor meetbare resultaten. Zeker nu in beide landen het theaterlandschap wordt opgeschud, zou een geïntensiveerde samenwerking het wat gehavende theaterveld in beide landen goed kunnen doen.

Dossiers

Theatermaker september 2016