Begin een verhaal met: ‘De deurbel gaat’, en je bent vertrokken. Een onverwacht personage staat op de stoep en het publiek is mee. Op deze klassieke manier begint de uit het Turks vertaalde debuutroman De laatste voorstelling van theatermaker Şaban Ol. Om het verhaal dan verder te laten gaan, moet dat onverwachte personage ook nog eens interessant zijn. In deze roman lukt dat, meteen.

Een man met de naam Ender, die zeldzaam betekent, staat bij het hoofdpersonage, theatermaker Erhan Aksoy, voor de deur met een bos natgeregende anjers. Ender heeft een voorstelling van Erhan 157 keer gezien. Wat hij precies wil is onduidelijk, maar de nieuwsgierigheid van zowel het hoofdpersonage als de lezer is gewekt.

Je hebt gelijk, zo is het ook bij mij begonnen, uit nieuwsgierigheid’, spreekt Erhan een oude vriend en collega toe. ‘Ik verheug me op wat komen gaat”, zei ik tegen mezelf. Toen is alle ellende begonnen. Het is misschien wel meteen de kern van dit boek. Want de nieuwsgierigheid naar de zeldzame Ender houdt eigenlijk het hele verhaal stand.

Şaban Ol is theatermaker en oprichter van Theater RAST, het huisgezelschap van Podium Mozaïek te Amsterdam. Op zijn zestiende emigreerde hij van Turkije naar Nederland, waar hij onder andere een regieopleiding volgde. Eerder publiceerde hij theaterteksten en gedichten, maar voor dit verhaal was voor het eerst een roman nodig. Het is niet verrassend dat de dialogen in dit boek van de pagina’s spatten. Ze zijn onverwachts, goed geconstrueerd en lezen alsof ze op een podium uitgesproken worden. Dat zal liggen aan de achtergrond van Ol als theatermaker, maar ook zeker aan de vertaalkunst van Erhan Gürer.

Personage Erhan Aksoy is eigenaar van een theater in Beyoğlu, een wijk in Istanbul, waar hij zijn eigen stukken opvoert. Het theaterstuk dat centraal staat in dit boek, het stuk waar Ender wel 157 keer naartoe is geweest aan het begin en minstens 177 keer aan het einde, draagt de naam Droefheid der dingen. Doorheen het boek worden theater en liedteksten met het verhaal vervlochten. Soms een-op-een, iets dat op de achtergrond speelt, een lied in een club bijvoorbeeld, soms eerder associatief. Een spel in een spel, zou hoofdpersonage Erhan het noemen.

Het verhaal van Droefheid der dingen is, net zoals de structuur van deze roman, klassiek opgezet. De dochter van een rijke man wordt verliefd op een arme jongen, een violist. De vader keurt de affaire af en een onmogelijke liefde is ontstaan. Een waar rijk meisje-arme jongen cliché. Wat het is dat Ender zo aanspreekt aan het stuk, is een vraag die het hoofdpersonage onophoudelijk interesseert.

Als hij op het podium zijn liefde voor het stuk verklaart, noemt hij het een synthese van episch theater, traditioneel Turks theater en storytelling. Maar wat hem precies aanzette om al die 157 keren naar het theater terug te keren, blijft voor Erhan vissen. Als hij zijn geheim kan ontrafelen, dan zal zijn theater nooit meer leeg zijn, denkt hij. Als Ender in de zaal zit, volgt Erhan nauwgezet zijn reacties op het stuk. Hij kijkt wanneer hij lacht, wanneer hij afgeleid raakt.

Ender begint zich al snel te bemoeien met de voorstelling. Hij stelt voor dat de voorstelling beter zou zijn zonder pauze, omdat die het ritme verstoort. Ook heeft Ender dingen te zeggen over de interactie met het publiek, dat moet minder, en over de intonaties van Erhan als speler. Terwijl hij de opmerkingen eerst voorzichtig, bijna verlegen voorstelt, wordt Ender steeds directer. Eerst geeft Erhan er niet aan toe en dan, uit nieuwsgierigheid misschien, toch. Hij schrapt een improvisatiestuk en haalt de pauze uit het stuk. Als even later de café-uitbater boos wordt over dat de pauze geschrapt is, begint er een grappige opeenvolging van interacties met een aantal personages die verbeteringen in het stuk aandragen. Er komt zelfs een brief van het Ministerie van Cultuur op de mat, waarin staat dat het taalgebruik in de voorstelling aangepast moet worden.

Het roept de vraag op voor wie je eigenlijk theater maakt. Is dat voor het publiek? En betekent dat dan ook dat het publiek iets te zeggen heeft over het stuk? Of maak je theater voor jezelf, en laat je de mening van anderen er enkel naast bestaan? Het feit dat Ender, ons zeldzame personage, het stuk 157 keer gezien heeft, maakt de vraag interessanter. Want in hoeverre gaat een stuk zijn eigen leven leiden, als het er eenmaal staat? En wat betekent het als iemand zich jouw werk toe-eigent? Het zijn vragen die nieuwsgierig maken om verder te lezen.

Tijdens een duw- en trekspel tussen Erhan en zijn fan Ender, schetst Ol een beeld van Turkije. Hij wandelt door Beyoğlu. Er waren eens bijna dertig boekhandels en veertig theaters in die wijk. Met weemoed kijkt hij terug op het culturele leven dat uit de straten verdwenen is. Op diezelfde wandeling belandt Erhan in de Moulin Rouge, een oude club waar zijn vader vroeger graag naartoe ging. Hij denkt er een stukje van dat vroeger terug te kunnen vinden, maar de plek is met de straten mee veranderd. Als Ender opeens in de club opduikt, komt Erhan door een opeenvolging van misverstanden (of zijn het dat niet?) vast te zitten in een cel op het politiebureau. Daar leren we een ander deel van Turkije kennen, een deel waar schrijver Şaban Ol zich duidelijk tegen uitspreekt. We zien een politie die gewelddadig en corrupt is, en ontmoeten de transseksuele Tutku, die haar leven niet veilig ziet in een land waar ze niet voor haar rechten mag protesteren.

Als Erhan vrijgelaten wordt, maakt hij zich zorgen om Ender. Waar is hij terechtgekomen na de avond in de Moulin Rouge? Aan welke kant van welke strijd staat hij eigenlijk? Daar waar de lezer inmiddels wel doorheeft dat Ender meer stalker dan fan is, blijft Erhan naar hem zoeken. Een zoektocht die leidt tot meer vervreemdende situaties en, uiteindelijk, de ellende die hij zelf al eerder voorspelde.

In een taal vol theatrale metaforen en motieven weet Ol een spanningsboog vast te houden. Zo speelt hij met de dramatische stilte. Zijn personages laten ze vallen of irriteren zich aan ‘de stilte van de pedante regisseurs die soms tijdens een opvoering denken dat ze vreemde, geforceerde, diepe betekenissen aan een stuk toevoegen door dit soort stiltes in te lassen’. Maar Ol laat hem zelf ook vallen. Door hoofdstukken in te lassen, spongen in de tijd te maken, verlaat antwoord te geven op vragen die de lezer heeft.

Ook speelt Ol, net als Erhan dat met zijn toneelstuk ook doet, met Verfremdungseffekten. Eigenlijk is het verhaal klassiek opgebouwd: de bel gaat; personage 1 ontmoet personage 2; personage 2 verdwijnt; de bel gaat weer; personage 2 is terug, maar iets lijkt veranderd. Het zijn denk ik de vervreemdende stukken die deze roman, behalve spannend, ook interessant maken. De lied- en theaterteksten tussendoor, de dromen. Ze spelen met het beeld dat je als lezer hebt van de werkelijkheid. Als onverwachte personages eenmaal schreeuwend aan de rand van het podium staan, blijkt dat een droom te zijn. Maar hoe verder we in het verhaal komen, des te dichter komen die dromen bij de werkelijkheid te staan. Een spel in een spel.

Daar waar het gevaarlijk is voor een schrijver om een verrassende opeenvolging van gebeurtenissen te besluiten met ‘hij werd wakker en het bleek allemaal een droom’, is het misschien juist de schrijver die het wel aandurft en het uitbuit, die er wat aan heeft. Is een droom niet bij uitstek een vervreemdingseffect, iets dat de illusie doorbreekt dat alles wat er op het toneel gebeurt ‘echt’ zou zijn? ‘Het is niet belangrijk of het verhaal waar is of niet. Kijk naar de verteller. Komt het geloofwaardig over? Dat is belangrijk.’

‘In zijn ene hand houdt hij de natte anjers vast, de andere steekt hij in zijn broekzak, zoals onervaren acteurs dat doen’, denkt Erhan als Ender op de eerste pagina voor zijn deur staat. De bel is net gegaan en er werd eigenlijk niemand verwacht, het zou een rustige dag worden. Ender stapt de deurpost over, het toneel op, krijgt een kop koffie en een spel begint. Het is de moeite waard om eraan deel te nemen.

De laatste voorstelling van Şaban Ol is uitgegeven bij Jurgen Maas, 21,99 euro, 160 pagina’s.