Wie van hen tweeën is de beste mens?, vragen Eva Marie en Sieger zich aan het begin van Sociaal kapitaal af. ‘Sieger doet het beter dan ik, vind ik’, zegt Eva Marie. Het past natuurlijk niet bij het zijn van een goed mens om jezelf op te hemelen, dus wijzen ze altijd naar de ander als de betere mens.

Met Sociaal kapitaal hebben Eva Marie de Waal en Sieger Sloot in samenwerking met Joan Nederlof een overtuigend en prikkelend stuk geschreven dat de schrijnende randjes van het Nederlandse hokjesdenken nog maar eens illustreert. Sociaal kapitaal laat zien dat mensen met financiële problemen meteen een hoeveelheid aan labels opgeplakt krijgen, wat een kettingreactie aan vooroordelen veroorzaakt. Het onbegrip, voortkomend uit deze vooroordelen, gaat echter twee kanten op: ‘jij hebt ook makkelijk praten trouwens, met je succesleven’. Het stuk laat zien dat, zelfs – of misschien juist – als je niet aan dit simplistische hokjesdenken probeert mee te doen en te helpen, er goedbedoelde, maar bedenkelijke dingen kunnen gebeuren.

Het stuk bestaat uit een proloog, zestien vrij korte scènes en een epiloog, waarin de hulpverlening vanuit drie kanten belicht wordt, steeds gespeeld door dezelfde twee acteurs. Het begint met Sieger en Eva Marie, die zo goed als niets met de daadwerkelijke hulpverlening te maken hebben: zij meten zich met elkaar in hun gesprekken door te vergelijken hoeveel goede doelen ze steunen. Ze kijken vanuit een elitair ‘bezorgd’ oogpunt naar de wereld: zolang het maar voelt en lijkt alsof ze iets goeds doen voor hun medemens, is het voldoende.

Na Sieger en Eva Marie neemt het stel Arthur en Wilma het over met een Harry Potter-achtige scène, die doet denken aan het moment dat Harry ontelbare brieven thuisbezorgd krijgt om hem te laten weten dat hij toegelaten is op Zweinstein. Helaas, zijn de brieven waar Arthur mee te maken krijgt geen toelatingsbrieven, maar vertegenwoordigen ze een hoeveelheid bureaucratische rompslomp waar geen enkel mens meer wijs uit zou worden. Arthur en Wilma hebben flinke financiële problemen, zitten in de knoop met de opvoeding van hun kinderen en hebben moeite het hoofd boven water te houden: problemen van een heel ander kaliber dan die Sieger en Eva Marie bespreken.

Arthur en Wilma krijgen vervolgens te maken met Jan-Willem en Guusje, twee maatschappelijk werkers op verschillende plaatsen in de pikorde, die proberen te helpen, maar tegelijkertijd te druk bezig zijn met andere dingen om de problemen van Arthur en Wilma echt te erkennen. ‘Is dat iets dat kan wachten tot de volgende keer?’ is een veelgehoorde vraag uit de mond van Jan-Willem.

Sociaal kapitaal schetst een scherp contrast tussen deze drie werelden: het zogenaamde ‘probleemgezin’, de hulpverleners en de buitenstaanders. Uit de gesprekken blijkt een enorm onbegrip tussen deze groepen, wat zich uit in het taalgebruik. De hulpverleners gebruiken een eindeloosheid aan afkortingen om alle problemen van het gezin mee aan te duiden:

JAN-WILLEM
Het gezin Zonderland. Meerdere kinderen. Vader is een regressieve TBH’er, krijgt
sinds twee jaar via het UWV een WIA-uitkering. Zelf zegt hij dat het onduidelijk is of
hij een WGA of een IVA had moeten krijgen. Staat al 10 jaar bij de BKR bekend als
wanbetaler. Zegt dat hij de brieven van het CAK nooit gekregen heeft. Mijn
inschatting: wel licht ontvlambaar, maar belazert de boel niet.

Opvallend is dat de hulpverleners zich wel bewust zijn van hun rol in het hokjesdenken, maar dat ze er weinig aan lijken te kunnen of willen veranderen. Guusje reageert als op Jan-Willem: ‘Even er vanuit gaande dat ik alle afkortingen níét begrijp. Wat zei je dan precies?’. Er wordt de nadruk gelegd op dat iedereen bijdraagt aan het probleem waardoor bepaalde mensen in een bepaalde rol geduwd worden.

GUUSJE
Godsherechristus zeg, wie verzint die afkortingen?

JAN-WILLEM
Jullie. Wij. Wij allemaal.

Stilte.

Er wordt stilgestaan bij dit probleem, waar iedereen bewust of onbewust aan bijdraagt. De tekst nodigt de lezer uit om zich kritisch op te stellen tegenover zichzelf, maar ook om begrip te hebben voor de andere partijen.

Arthur en Wilma worden geschetst in een staat van continue agitatie en verwarring: ze herhalen elkaar, zichzelf en begrijpen elkaar verkeerd. Ze proberen actie te ondernemen, maar meestal blijkt dit de verkeerde actie. Er zijn geen woorden voor alle verwarringen die ze moeten doorstaan: ze gebruiken herhalingen, schelden, geluiden en wijzen om de frustratie en onmacht duidelijk te maken.

ARTHUR
Heb jij dat formulier ingevuld?

WILMA
Waarom vraag je dat?

ARTHUR
Omdat ik het niet kan vinden.

WILMA
Dus je denkt dat ik het niet goed heb ingevuld?

ARTHUR
Ik zeg toch helemaal niet dat je het niet goed hebt ingevuld?

WILMA
Dat zei je wel.

ARTHUR
Niet

WILMA
Wel.

(…)

ARTHUR
Gewoon!? Waar. Is. Het?
.

WILMA
Daar. Ergens.

ARTHUR
Waar ergens?

WILMA
Gewoon ergens. Gewoon niet hier. Zoals hier alles ergens daar is. Ergens rondvliegt
hier. Huppekee. Gewoon echt zo niet echt. Het is gewoon psjgggggg. En dan kijken.
En..weten moeten doen niet. Gewoon ja, weet ik veel. Jij begrijpt het niet. Jij niet zij
niet niemand niet ik ook niet hoor heus niet. Maar welDat ik weet. Nooit meer. En
dan kunnen zij wel zeggen dit en dat en weet je moet en je gaach joh. Flikker toch
op denk ik dan echt hoor. Dat je gewoon je hele kankerze tyfus bende gewoon zo
hop, oppakken wegwezen. Je zou toch? Jij ook? Jij Jij jij. Iedereen zo anders ben je
echt niet. Ja hier. Nou doe jij

Het contrast met Sieger en Eva Marie kan bijna niet groter: ze maken zich zorgen om compleet andere dingen, zoals wanneer hun kinderen hun geweten trainen of hoe ze de nachtmerries van hun kinderen het beste kunnen benoemen. Toch worden alle drie de kanten zeer menselijk en invoelbaar ingezet, door authentiek en eigen taalgebruik, wat geen enkele manier over de top is.

De geschetste tegenstellingen worden versterkt door een aantal vervreemdende technieken die worden toegepast. De structuur van het stuk wordt bijvoorbeeld zichtbaar gemaakt door expliciete vermeldingen in de tekst, waarbij de ene rol overvloeit in de ander:

SIEGER
Wie ben jij nu?

EVA MARIE / GUUSJE
Guusje Draver, wethouder van armoede. En jij bent weer Arthur en stapt straks per ongeluk mijn werkkamer binnen.

SIEGER
Straks?

EVA MARIE / GUUSJE
Nu.

Door deze vloeibare overgang van het ene personage in het andere, wordt het idee versterkt dat we uiteindelijk allemaal mens zijn, ondanks de bestaande verschillen. We komen voort uit hetzelfde vlees en bloed. Als je anders kijkt, lijkt er al een ander persoon voor je te staan.

Naast een paar momenten waarin er op metaniveau over het toneelspel gesproken wordt, is in een aantal scènes een korte, vervreemdende monoloog in de stem van David Attenborough te vinden, bekend van Earth en andere BBC-programma’s. De samenleving van de mens wordt vanaf een grote afstand beschreven, waardoor de tekst tegelijk als een commentaar van een koor functioneert en een enorme afstand schept van wat zich daarvoor heeft afgespeeld.

De zeer specifieke en persoonlijke situatie van Wilma, Arthur en Jan-Willem wordt parallel geplaatst aan een blik op de aarde uit vogelvluchtperspectief. Deze perspectiefwisseling is zeer effectief, omdat het laat zien dat vanuit grote afstand alles begrijpelijker, makkelijker en simpeler wordt, terwijl de overige scènes met Wilma en Arthur illustreren dat de beschreven problemen in werkelijkheid veel complexer en moeilijker op te lossen zijn. Sociaal kapitaal betreedt een moeilijk pad, maar doet dit met humor en gevoel. De tekst is kritisch en actueel, en zet, net als Earth, aan tot denken over het leven van die kleine mensjes op deze grote aardbol.

Lees hier onze recensie van de opvoering van Sociaal kapitaal door mugmetdevuurvliegen/mugmetdegoudentand.