Halloween is net voorbij, maar heksen zijn van alle tijden. Ze hebben hier en daar een slechte naam, maar je kunt er gelukkig ook andere kanten mee op. Het Residentie Orkest speelt een heksenoperaatje voor kinderen van zes en ouder. Help heksen hexen (ik weet ook niet waar die x vandaan komt) loopt goed af en wordt nergens eng.

In het bos woont heks Rabarberara (Barbara Kozelj). Tenminste, heks… ze is nog niet afgestudeerd. Dat blijkt als ze de bezems van twee bosvegers pikt en die wil laten vliegen. Die spreuk beheerst ze nog niet.

Rabarberara is geen heks van het gemene soort. Ze terroriseert het bos niet, zoals de Boze Heks, en leeft in harmonie met haar omgeving. Als de altviool spelende eekhoorn zijn nootjes kwijt is, helpt zij haar zoeken. Ze wijst de bij-violisten met een bijendansje de weg naar een bloemenveldje en ook de wolf die een tuinkabouter probeerde te verslinden, kan op haar hulp rekenen. Ze doet het uit de goedheid van haar hart, maar wie weleens een sprookje heeft gelezen, weet dat iemand die dieren helpt daar later nog veel plezier van kan hebben.

En kijk, daar komt de heks van het Noorden (Helena van Heel) het bos overnemen. Dat van haar is namelijk verwoest. Zo krijgt het verhaal een groen tintje. Dankzij de kinderen in de zaal die slecht weer maken verjaagt het groentje de ervaren heks. Later komt er nog een projectontwikkelaar die van Rabarberara’s bos een snelweg met nieuwbouwwijk wil maken, en dan komen de dieren goed van pas.

Help heksen hexen wordt muzikaal prima uitgevoerd door drie zangers (Mark Panthus speelt alle mannenrollen) en een ensemble van achttien instrumentalisten onder leiding van Jonathan Waleson. De verworvenheden van het Nederlandse jeugdtheater anno nu lijken helaas aan de makers voorbijgegaan te zijn.

De muziek van Max Knigge is sfeervol, maar ook nogal eenvormig en zonder profiel. Ik had best een duet of een trio of de opbouw naar een spannend moment willen horen, om maar wat te noemen. Af en toe is er even een uitstapje naar een andere muzieksoort, maar dat is altijd snel weer over.

De tekst van Pepijn Cladder, die ook de regie doet, is al te expliciet. Regelmatig gebeurt er iets, dat vervolgens gemeld en dan in andere woorden ook nog eens herhaald  word. Als de projectontwikkelaar aan de grond wordt getoverd, zien alle kinderen meteen wat er aan de hand is. Die truc is namelijk al eerder uitgehaald. Toch zegt hij: ‘Oh! Ik kan mijn voeten niet meer bewegen! Ze zitten vast aan de grond!’ Zo haal je de gang en de spanning wel weg.

Het spel van de zangers is van sympathiek via dik aangezet en overdreven tot licht hysterisch. Verstaanbaarheid is altijd problematisch in de opera, maar die zou in een kinderopera zeker een prioriteit moeten zijn. Dat komt er niet altijd van, wat ook iets te maken zal hebben met de Sloveense en Zweedse achtergrond van de zangeressen. Nederlands is een lastige taal om in te zingen.

Ten slotte zijn het decor en zelfs de belichting wel heel stiefmoederlijk behandeld. Intussen is het mooi dat het orkest voorstellingen maakt voor kinderen, met een uitgebreid randprogramma. De volgende gaat over Sinterklaas.

Foto: Ronald Knapp