Hij waarschuwt zijn zoon: kom in godsnaam veilig thuis. En nog eens: kom heelhuids naar mij terug. En nog eens: beland niet in de statistieken. Dichter en spoken word-artiest Marc Bamuthi Joseph (45) weet dat dit in Amerika niet vanzelfsprekend is. Zijn zoon van zestien betreedt met deze leeftijd automatisch zijn eerste periode van etnische profilering: vanaf nu kan hij overal ‘als potentiële verdachte’ worden gezien. Omdat hij zwart is.

Joseph kent de cijfers: een op de vier zwarte mannen belandt in de gevangenis. Daarom maakt hij zijn zoon bewust, bijvoorbeeld van zijn rijhouding. Met je handen in stand ‘tien-voor-twee’ hoef je het stuur maar los te laten en je handpalmen te tonen, om razendsnel te laten zien dat je ongewapend bent. Tegelijk voelt Joseph hoe verkeerd dit bewustzijn is. Een jongen van zestien moet niet als reflex in die beladen houding van overgave schieten. Een opgeschoten tiener zou zich niet altijd en overal voorbeeldig moeten hoeven te gedragen.

‘Mijn zoon heeft het recht fouten te mogen maken’, benadrukt Joseph met zijn warme, heldere en indringende stem in het door het Holland Festival gestreamde muzikale choreo-gedicht The Just and the Blind (2019). Zonder dat dit hem direct de kop zal kosten en hij bij alles om genade moet smeken. Maar de werkelijkheid vereist het: met zestien, zo benadrukt Joseph, betreedt zijn zoon de dunne scheidslijn tussen ‘the just and the blind’.

In dit ongelooflijk goed gemaakte en actuele tweeluik (deel drie moet dit jaar nog in Dakar worden opgenomen) zit Joseph met componist en violist Daniel Bernard Roumain (49) en danser Drew Dollaz (31) – alle drie vaders – het leven van zwarte jongens dicht op de huid. In deel één (About Face) danst Dollaz zich met flexing (een losse, soepele vorm van popping en breakdance) een weg door een samengevatte zwarte jeugd. Een lachend jongetje van drie wordt nog gekoesterd als ‘chocolate in the sun’. Met zes staat een ‘black boy beauty’ steeds vaker met zijn gezicht tegen een (klassen)muur, op zijn twaalfde ontdekt hij de uiterlijke vormen van de stammenstrijd tussen kleuren, rassen en bendes en op zijn zestiende wordt hij gezien als ‘monster in the dark’.

Roumain mengt klassiek, funk en hiphop en bouwt rustig pianospel knap op met driftige composities op elektrische viool en de onvermijdelijke, onheilspellende sirenes. De muziek klimt, schrijnt en klaagt maar lacht ook en klinkt even levendig en gretig als de energie van de tienerjongens. De film wordt zo nergens een eenzijdig pamflet, aanklacht of schuldigverklaring, maar zit één van de lastigste en meest urgente problemen van deze tijd – racisme – dicht op de huid. In deel twee (Fear) laat het artistieke trio zien hoe angst en sociale onrechtvaardigheid overal de jeugd van deze tieners infecteren. Deel drie, The Cotton Dilemma, is nog in de maak.

Amper honderd mensen bekeken vrijdagavond de livestream van dit door de kunstenaars via Zoom toegelichte choreo-gedicht, aangevuld met opnames van eerdere liveoptredens door Joseph en Roumain. Dollaz deed in wit pak nog een flexsolo op spitzen, in zijn woonkamer waar het kinderspeelgoed even opzij was geschoven. Gelukkig blijft de opname nog de hele festivalperiode online beschikbaar (de films zijn overigens ook vrij toegankelijk te zien). In opdracht van het Holland Festival gingen de drie kunstenaars vanuit Washington DC (Joseph), Massachusetts (Roumain) en Brooklyn (Dollaz) in gesprek over de twee grootste crisissen van dit moment: de pandemie en racisme.

Wie door de beleefdheden heen luisterde – ze bedankten elkaar en het Holland Festival veelvuldig, een scherpe gespreksleider werd node gemist – hoorde veel zinvolle opmerkingen over de diagnose van het medicijn voor een zieke maatschappij en hoe kunstenaars voor culturele gezondheid kunnen zorgen.

Artiesten hebben het talent vrijheid en rituelen vorm te geven. We hebben niet alleen recht op geletterdheid, recht op taal en ‘the right to love’, benadrukt Joseph met zijn Amerikaanse dictie: ‘we have also the rite to love’, het ritueel om lief te hebben.