Als een al geruime tijd overleden artiest een tribute-concert krijgt, dringt zich al gauw de vraag op hoe actueel zijn werk eigenlijk nog is. Bij de in 2006 gestorven zanger, tekstschrijver en componist Robert Long is het antwoord op die vraag tweevoudig, zo toont de voorstelling De dag dat ik Robert Long ontmoette. Ja, zijn liefdesliedjes ontroeren nog altijd dankzij hun originele invalshoeken en rake observaties, en zijn grote zorgen over het milieu (‘Toe maar jongens, de beuk erin’) hadden zo in de krant van vandaag gekund. Maar er zijn daarnaast ook een boel nummers die inmiddels nogal oubollig en truttig overkomen, zowel qua tekst als qua melodie.

De manier waarop dit theaterconcert is opgezet, helpt wat dat laatste betreft zeker niet mee. De liedjes van Robert Long worden ten gehore gebracht in een setting die soms welhaast een parodie op de kleinkunst lijkt. Een stel barkrukken en houten stoelen vormen de voornaamste rekwisieten waarmee de vier zangers in steeds wisselende posities en met de regelmatige inzet van koddige dansjes het repertoire van Long zingen. Met veel pathos en een oververzorgde dictie worden de teksten daarbij de zaal in geslingerd.

Hier staat tegenover dat de kwaliteit van de zang zonder meer goed is. De vertolkers van Longs werk zijn voornamelijk geschoolde en ervaren musicalartiesten, en dat merk je. Julia Herfst, Maaike Widdershoven, Roberto De Groot en Wil van der Meer zijn alle vier technisch sterk. Bij de liefdesliedjes weten met name De Groot en Van der Meer regelmatig ontroeren, de eerste bijvoorbeeld met zijn versie van het mooie ‘Thorbeckeplein’, de tweede met zijn uitvoering van de klassieker ‘Flink zijn’. De puntgave muzikale begeleiding van een combo onder leiding van toetsenist Peter van der Zwaag, die jarenlang met Robert Long samenwerkte, laat nummers als deze des te fraaier uitkomen.

De kleine dialoogjes die zo af en toe het concert onderbreken vormen verreweg het zwakste deel van de avond. De titel van de voorstelling indachtig, vertellen de vier zangers hierin aan elkaar over hun eigen kennismaking met (het werk van) Robert Long. De persoonlijke anekdotes die daarbij worden opgedist zijn nogal vrijblijvend en voegen verder weinig toe aan de voorstelling.

De dag dat ik Robert Long ontmoette mist ook een sterke opbouw. Er is weliswaar sprake van een goede afwisseling tussen vrolijke en meer ingetogen of zwaarmoedige nummers, maar verder ontbreekt enige lijn. Bijgevolg lijkt ook de keuze van nummers uit het bijzonder rijke oeuvre van Long soms wat willekeurig. Er zitten een boel pareltjes tussen, zoals ‘Kalverliefde’, ‘Jos’ en ‘Afscheid’, maar ook wel enkele ‘missers’, zoals het nogal conservatieve hoempapa-lied ‘Het moderne leed’ en het nummer ‘Oerwoud’, dat vol zit met matige metaforen die het woelige gevoelsleven van de mens moeten verbeelden.

Bovenal is het jammer dat het werk van Long in deze voorstelling zo museaal benaderd wordt. De voornaamste intentie van de makers is om zijn mooie erfenis recht te doen, maar ze lijken zich daarbij niet te realiseren dat je, om een artiest actueel te houden, juist moet durven hem radicaal toe te eigenen. Wie de originele Robert Long wil zien, kan het beste een dvd’tje opzetten. Als we willen dat zijn werk ook gekend blijft worden door toekomstige generaties, zijn meer drastische maatregelen nodig.