Toneelgroep ECHO (voorheen Tg. ECHO), het collectief van Lotte Dunselman en Anna Schoen, is verantwoordelijk voor een aantal van de meest interessante en vervreemdende voorstellingen van de afgelopen jaren. In de ontmoeting tussen tekst, fysiek spel en een sterk maatschappijkritische insteek ontstaat een wereld waarin je als publiek fijn kunt verdwalen. Theatermaker ging met de artistieke kern van de groep in gesprek over hun werkwijze en inspiratiebronnen.

Lotte Dunselman en Anna Schoen ontmoetten elkaar op ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, waar ze allebei de acteursopleiding volgden. Anna Schoen: ‘We vonden elkaar in ons arbeidsethos, in het harde werken op de vloer, in de waarde die we allebei toedichten aan het fysieke in het spel. Een voorstelling moet iets met jou doen als speler, dat het je uitput of dat het iets in je hersenen doet kraken – dat het moeite kost.’ Lotte Dunselman: ‘En ook in de thema’s die we interessant vinden. Onze voorstellingen gaan eigenlijk altijd over het vastzitten in systemen. Dat was het duidelijkst in Omvallen, een van onze eerste performances, die we samen met Sanne van Rijn maakten: de hoofdpersonages zaten uit angst voor de buitenwereld muurvast in een dagelijkse, bijna robotische routine, waar langzaam maar zeker scheurtjes in kwamen.’

Hoe gaan jullie te werk als jullie een concept hebben bedacht?

Dunselman: ‘We benaderen eerst de mensen met wie we willen werken en laten hen hun eigen ding doen met het kader dat we ze meegeven. De autonomie van alle betrokkenen vinden we belangrijk, dus zowel schrijver, scenograaf als de andere artistiek medewerkers krijgen in grote mate de vrije hand.’

Schoen: ‘Dat maakt het creatieproces ook heel spannend. Bij Botten, onze eerste samenwerking met Erik Bindervoet, was de tekst waarmee hij kwam echt een puzzel – het uitgangspunt was onze afstand tot de taal, en hij heeft een drieluik geschreven waar tussen de verschillende delen weinig samenhang leek te zitten. We zijn toen bij hem te rade gegaan over zijn inspiratiebronnen, en dat leverde bij voorbeeld de insteek van het Japanse No theater op in het eerste deel. Regisseur Roeland Hofman, met wie we ook vaker werken, was daar trouwens ook instrumenteel in: hij kan echt lezen en schrijven met de taal van Erik. Erik past ook heel goed bij de nadruk op systemen die wij in onze voorstellingen leggen, hij heeft veel met herhalende structuren.’

Dunselman: ‘Het poëtische in Eriks teksten spreekt me heel erg aan. Botten was een van zijn eerste toneelteksten, dus dat maakte het extra spannend – maar dat zorgde er ook voor dat zijn muzikale stijl de boventoon blijft voeren. Hij schreef ook voor onze nieuwste voorstelling Hotel Informatie de tekst, en omdat hij zo’n wandelende encyclopedie is was hij de ideale auteur voor een stuk dat zo boordevol verschillende informatie zit.’

Jullie voorstellingen hebben een uitgesproken vervreemdend, zelfs experimenteel karakter. Hoe heeft jullie relatie met jullie publiek zich door de jaren heen ontwikkeld?

Schoen: ‘Hmmm, bij het woord experimenteel heb ik de associatie dat het vaag en hermetisch wordt. Hoewel ik niet meer denk dat iedereen van ons werk zou moeten kunnen genieten – nee, wacht, dat denk ik eigenlijk nog steeds…’

Dunselman: ‘We zijn in het verleden soms wel geschrokken van reacties. Bij voorbeeld bij Schraapzucht, dat we in coproductie met De Gemeenschap voor het Lunchtheater in Bellevue maakten, zijn we soms echt op boegeroep onthaald, van mensen die de (bewuste) traagheid en leegte van die voorstelling niet trokken. Wel raakten we dan na de voorstelling vaak verzeild in hele open gesprekken over depressie en eenzaamheid, dus het resoneerde wel. Ik denk alleen dat die mensen naar het theater kwamen om vermaakt te worden, niet om aan hun eenzaamheid te worden herinnerd.’

Schoen: ‘Het heeft ook met het scheppen van verwachtingen te maken. Als we daar beter in waren geslaagd, had het misschien een hele troostende voorstelling kunnen zijn. Met die codes worstel ik nog steeds: wat schrijf je in PR-teksten of aanvragen over je werk? Ik vind termen als ‘experimenteel’ of ‘absurdistisch’ vaak reductief, en ik ben bang dat het mensen afschrikt.’

Dunselman: ‘Ik denk juist dat een term als ‘absurdistisch’ mensen juist wel een goed handvat kan geven. In het verleden hebben we echter ook wel verkeerde codes afgegeven – zo was onze poster voor Botten veel te cabaretesk.’

Schoen: ‘Ja, en misschien ben je er als toeschouwer juist bij gebaat als je van tevoren geen code in je hoofd hebt zitten.  Publieken lezen ook heel verschillende dingen in onze voorstellingen. We spelen nu met Hotel Informatie ook voor MBO-klassen, die vinden het te gek dat er zo’n overload aan invloeden en stijlen in zit, die pikken dat schakelen enorm goed op.’

Dunselman: ‘Na die ervaring met Schraapzucht hebben we onszelf de opdracht gesteld om een toegankelijke voorstelling te maken. Dat werd Gekelderd, dat we bij Generale Oost hebben gemaakt voor Festival Zwart in Zwolle. Rik van den Bos schreef een tekst over gevallen engelen en Frank Lammers speelde God. Die voorstelling vond gretig aftrek bij het publiek, maar we hadden daarna wel zoiets van: okee, we kunnen dus een toegankelijke voorstelling maken, weten we dat ook weer, en nu door.’

Een ander vast onderdeel van jullie werk is jullie maatschappelijke engagement. Hoe bepalen jullie hoe direct de boodschap in jullie werk is? Die was bij Stel je bent een koe bij voorbeeld concreter dan bij Burgerlijke schemering.

Dunselman: ‘Ha, bij onze eerste aanvraag voor Stel je bent een koe kregen we van het Fonds Podiumkunsten te horen dat het te pamflettistisch was en dat het genuanceerder moest. In onze nieuwe aanvraag schreven we dat we de veeboer meer aan het woord zouden laten en de hand meer in eigen boezem zouden steken.’

Schoen: ‘Ja, en dat hebben we ook gedaan. Die voorstelling hebben we ook voor veehouders gespeeld en die voelden zich wel aangesproken, maar dat leverde hele goede discussies op, juist omdat het zo duidelijk was in zijn kritiek en zij zich daartoe konden verhouden.’

Dunselman: ‘Het is wel interessant hoe het Fonds reageerde. Onze nieuwe voorstelling De Moraalridder gaat over het feit dat we moraalridders irritant vinden en eigenlijk stiekem graag willen dat zij ook slecht zijn. Ik merk dat bij mezelf bij voorbeeld: Anna is veganistisch en dan wil ik toch hard roepen ‘ja maar je hebt wel twee kinderen!’’

Schoen: ‘De voorstelling is deels gebaseerd op een ontmoeting die we hadden met Floris van den Berg. Hij is echt een hele radicale moraalfilosoof, zijn stijl is zeer op de confrontatie gericht, en hij stuit dan ook op veel weerstand. Dat vind ik een interessant gegeven, dat we het belangrijker vinden dat ons niet de les wordt gelezen dan dat we met kritiek ons voordeel kunnen doen. Tommy Ventevogel gaat de tekst schrijven en de regie wordt gedaan door Karlijn Kistemaker, die net als in haar eigen werk ook zelf in de voorstelling intervenieert.’

Dunselman: ‘Nu ik zo nadenk over direct vs. indirect: de reacties op Stel je bent een koe waren veel vaker op de inhoud gericht dan bij onze andere voorstellingen. Dat zou ik eigenlijk graag bij al onze voorstellingen willen. Misschien kwam het omdat Stel je bent een koe zo kritisch op je eigen persoonlijke keuzes gericht is.’

Schoen: ‘Nou, ik heb het idee dat dat bij Hotel Informatie ook weer gelukt is. Het mooiste dat iemand na afloop zei was ‘zo nu wil ik dit hele weekend graag op de bank zitten zonder telefoon, tablet, tv of laptop.’ Dat een publiek de keuzes en gedachten die vanzelfsprekend geworden zijn in een ander licht gaat zien, en zo kan ontsnappen aan de routine, dat is eigenlijk precies wat ik met onze voorstellingen wil bereiken.’

foto Sanne Peper

Hotel Informatie speelt nog t/m 9 juli in de theaters, zie tgecho.com

Dossiers

Theatermaker februari 2018