Voor vele theater-educators was hij een voorbeeld en inspiratiebron: Lejo De Hingh. Zijn oud-collega’s bij Het Nationale Theater brengen een eerbetoon een bevlogen pionier.

Lejo De Hingh studeerde af aan de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht en solliciteerde in 1980 bij de Haagse Comedie waar Frits Ferres en Albert Maurits, als eersten in Nederland, al een aantal jaren de educatieve dienst vormden. Ze ontwikkelden workshops, bereidden voorstellingsbezoek met jongeren voor en maakten improvisatievoorstellingen in het HOT, de kleine zaal van de Comedie. 

De educatie door toneelgezelschappen stond nog in de kinderschoenen. In de vacature werd gezocht naar een speldocent met creatief spel en improvisatietheater als accenten. Ferres en Maurits ontwikkelden een visie waarin actieve theatereducatie een belangrijke pilaar werd – naast voor- en nagesprekken, inleidingen over de achtergronden van het stuk, de schrijver en de voorstellingen. Ze wilden de leerlingen, jongeren en volwassenen niet alleen met kennis en inzicht benaderen, maar veel meer vanuit zelf doen, eigen expressie en acteren. Voor die ontwikkeling was een afgestudeerde speldocent nodig. Lejo werd aangenomen. 

De ambities van de drie speldocenten strekten verder dan de Haagse Comedie aandurfde. Daarom richtten ze een eigen gezelschap ‘Peter Pan Productie’ op om zelf voorstellingen voor kinderen en jongeren te produceren. Een ontwikkeling die in lijn was met de ontwikkelingen van theater en de positie van kinderen en jongeren als publiek. De speldocent Lejo ging de vloer op en combineerde lesgeven en workshops leiden met acteren in jeugdvoorstellingen in het voortgezet onderwijs.

In 1988 werd het Nationale Toneel (NT) opgericht als opvolger van de Haagse Comedie en solliciteerden Lejo De Hingh en Lex Prinzen op hun oude baan. Lejo & Lex werkten elf jaar samen als de boys van edu. 

Het opnieuw opzetten van een educatieve dienst die aansloot bij de nieuwe artistieke ambities en positie van ‘het Haagse stadsgezelschap met nationale allure’ was zoeken. Hoe kan je verbindingen maken tussen de niet altijd toegankelijke voorstellingen en de belevingswereld van de middelbare scholier? Veel werk werd geïnvesteerd in het bereiken en voeden van leerkrachten. Vanuit een groot netwerk en goede relaties met docenten werden theaterprojecten ontwikkeld en uitgevoerd met leerlingen. Die vonden bij voorkeur in de schouwburg of het theater plaats, dicht bij het toneel en het decor. De voorstelling was het vertrekpunt. Er werd gewerkt met tekstfragmenten, improvisaties en rondleidingen langs ateliers en werkplekken. 

Lex Prinzen: ‘Alles was gericht op het verbinden van de belevingswereld van de jongeren met elementaire deeltjes uit de voorstelling, die zij kort daarna zouden bezoeken. Deze receptieve educatie (gericht op de toeschouwer) gebeurde met veel actieve werkvormen. De jongeren speelden conflicten uit de voorstelling uit in spelvormen in de repetitieruimtes, zagen theatertechnici decors bouwen en schilderen, raakten in contact met de geschiedenis van theater middels de rondleiding in de schouwburg.

Na het vertrek van Lex werkte Lejo alleen als educatie medewerker bij het NT als onderdeel van de afdeling communicatie. Maar met de komst van NTjong kreeg educatie binnen het NT een enorme impuls en schaalvergroting door de aandacht voor kinderen en het basisonderwijs. De twee groepen inspireerden elkaar en daagden elkaar uit. Lejo kreeg met Muriël Besemer en Leo Sterrenburg als inhoudelijke collega’s weer de ruimte om door te ontwikkelen. Toen het gezelschap fuseerde met de Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui tot Het Nationale Theater kreeg de fusieorganisatie een gezamenlijke afdeling Educatie & Interactie, waar Lejo werkte in een team met vijftien medewerkers. Een team waarin hij vol passie en zorgzaamheid heeft gewerkt tot zijn overlijden in de zomer van 2021. 

Muriël Besemer: ‘De hem zo dierbare Koninklijke Schouwburg was altijd een inspiratiebron en een rondleiding door Lejo was altijd een feest, welke leeftijd je ook had. Maar vooral het contact met jongeren en kinderen zelf liet hem stralen. De liefde voor het lesgeven en inspireren is altijd bij hem gebleven. Het liefst klom hij op de tafel om zijn dragende stem te laten klinken en weer een groep te verleiden mee te doen met een project, een workshop, een rondleiding of voorstellingsbezoek. Maar net zo goed kon hij tijdens een workshop heel geconcentreerd met twee jongeren aan een Shakespeare-tekst werken.’

In het werk blonk Lejo uit als rustige doorzetter, geduldige verbinder, vasthoudende organisator en betrouwbare coach. Hij zocht voortdurend naar aanknopingspunten bij de makers, de schrijvers, ontwerpers, regisseurs, acteurs om de verbinding met de jongvolwassene mogelijk te maken. 41 jaar lang heeft Lejo De Hingh zijn vermogen en passie ingezet om jongeren en kinderen uit te nodigen, te openen en te verleiden tot theater. 

Door Lex Prinzen, Muriël Besemer, Leo Sterrenburg

Dossiers

Theaterkrant Magazine mei 2022