Toen het Fonds Podiumkunsten eerder dit jaar de toekenningen van haar vierjarige subsidieregeling presenteerde, werd bewaarheid wat velen al hadden voorspeld: tientallen positief beoordeelde gezelschappen dreigden vanwege het tekortschietende budget buiten de boot te vallen. Het leidde tot een opvallend saamhorige lobby vanuit het podiumkunstenveld. Hoe kwam deze schijnbaar succesvolle actie tot stand? Een reconstructie.

In juni 2019 presenteerde minister Van Engelshoven haar Cultuurnota voor 2021-2024 aan de Tweede Kamer. Het meest in het oog springende punt vanuit het perspectief van de podiumkunsten, was de uitbreiding van de culturele basisinfrastructuur (BIS), de manier waarop het ministerie van OCW via directe subsidies de grote spelers in het kunstenveld ondersteunt. In de nieuwe kunstenplanperiode kwam er ruimte voor vier extra podiumkunstenfestivals en zes extra instellingen voor jeugdpodiumkunsten (met name om ruimte te maken in de BIS voor jeugddans). Daarnaast werd er (kunstenbreed) geïnvesteerd in een vijftiental ontwikkelinstellingen voor jonge talenten en nieuwe ontwikkelingen binnen de kunst. 

De minister volgde in haar voorstellen deels het advies van de Raad voor Cultuur, die voor een nog omvangrijkere uitbreiding van de BIS had gepleit. Hoewel er lof was voor de manier waarop de Cultuurnota ruimte bood aan nieuwe ontwikkelingen en disciplines die in het verleden nog te veel waren veronachtzaamd, waren er ook kritische geluiden. Met name het feit dat de uitbreiding van de BIS deels werd bekostigd door geld weg te halen bij het Fonds Podiumkunsten, stuitte op veel weerstand. Al in april 2019 stuurden de gezamenlijke rijksfondsen (naast het FPK ook het Letterenfonds, het Filmfonds, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie) een brief aan de minister als reactie op het advies van de Raad voor Cultuur, waarin ze waarschuwden voor ‘verstarring’: de inherente ‘grootschaligheid’ van BIS-instellingen, met al de bijbehorende taken en functies, zou werkelijke vernieuwing en doorstroming juist in de weg staan. Ook werkgeversvereniging NAPK en belangenvereniging Kunsten ‘92 sloegen alarm.

In concrete zin zou er ongeveer 16 miljoen euro bij het FPK verdwijnen, wat zou neerkomen op een halvering van het budget voor meerjarige subsidies. Aan de ene kant zouden de instellingen die naar de BIS zouden verschuiven hun budget meenemen (een bedrag dat werd geraamd op 7,2 miljoen euro), aan de andere kant zou de tijdelijke verhoging van het FPK-budget van 8,6 miljoen euro die van 2018 – 2020 van kracht was, niet worden voortgezet (deze verhoging was destijds ingevoerd om gezelschappen die in de subsidieronde van 2016 onder de zaaglijn waren gekomen, alsnog te ondersteunen). 

In de praktijk zou dat betekenen dat het Fonds Podiumkunsten slechts de helft van het aantal gezelschappen zou kunnen ondersteunen ten opzichte van de situatie tot 2021, een kaalslag die tussen de vijftig en zestig goed functionerende (want positief beoordeelde) gezelschappen de kop zou kosten. En in deze berekening waren nieuwkomers nog niet eens meegerekend – juist voor de gezelschappen die een nieuwe impuls aan het podiumkunstenlandschap geven, zou de situatie dus rampzalig kunnen uitpakken.

Vanwege de breed gedeelde zorgen kwamen er enkele acties op gang. In navolging van Vlaamse gezelschappen, die in dezelfde periode ook met grote dreigende bezuinigingen werden geconfronteerd, ontstond er een op het publiek gerichte actie, waarbij toeschouwers na afloop op het podium werden uitgenodigd voor een gezamenlijke foto, om solidariteit te tonen met de getroffen gezelschappen. Tevens werden er initiatieven als Platform Aanvang ontplooid, een poging om met name jonge makers een mogelijkheid te bieden gezamenlijk acties te ontwikkelen.  

De acties en de aandacht in de media leidden in november 2019 tot een gezamenlijke motie van de cultuurwoordvoerders van GroenLinks, PvdA, D66 en CDA, waarin ze de minister opdroegen om de gevolgen van de budgetverschuiving te onderzoeken. De motie haalde een Kamermeerderheid, maar de minister hamerde erop dat de consequenties pas in de zomer duidelijk zouden zijn, als de adviezen voor de BIS en van het FPK zouden worden gepresenteerd, en helder zou worden hoe veel gezelschappen zouden worden getroffen. Het gevraagde onderzoek kwam er niet, deels ook door de verschoven prioriteiten die het gevolg waren van de coronacrisis.

Op 3 augustus was het dan zover. Zoals iedereen al had voorspeld kwamen tientallen instellingen (71 om precies te zijn) op de B-lijst terecht: hun aanvragen werden wel positief beoordeeld, maar er was ontoereikend budget om hun plannen ook daadwerkelijk te honoreren. Het ging om zowel oudgedienden als Orkater, Lotte van den Berg (als onderdeel van Building Conversation) en Dood Paard als om veelbelovende nieuwkomers als Nineties Productions, Club Gewalt en Katja Heitmann. Het slagveld leek compleet.

Een theatermaker wiens aanvraag wel was gehonoreerd was Dries Verhoeven. Net als vele andere makers vroeg hij zich af: wat is nu de juiste toon om aan te slaan? Hoe kan je je eigen succes nog vieren binnen de context van zo’n ramp voor zo veel andere makers? Na veel wikken en wegen schreef hij een Facebookpost waarin hij de nadruk legde op het onrecht. Vlak daarna werd hij gebeld door Lotte van den Berg, met de vraag: oké, dank voor de steun, maar wat nu? Wat kunnen we gezamenlijk doen?

Van den Berg had toen al een gesprek gevoerd met directeur Viktorien van Hulst van Theaterfestival Boulevard over mogelijke actie, waarbij ze erop uit kwamen dat ieder mogelijk verzet vanuit de ‘winnaars’ van deze subsidieronde zou moeten komen, maar ook van partners uit de BIS, podia en festivals. Kritiek vanuit de niet-gehonoreerde groepen zou makkelijk opzij kunnen worden gezet, een mogelijke actie had alleen kans van slagen als ze door iedereen in de podiumkunstensector onderschreven zou worden. 

Om op korte termijn tot een breed gedragen plan te kunnen komen was overleg nodig. Vanuit hun eigen netwerk nodigden Van den Berg en Van Hulst een breed gezelschap van makers, artistiek leiders en zakelijk leiders uit voor een zoomgesprek over de mogelijke stappen. Er schoven op 11 augustus 27 mensen bij het overleg aan.

Over de analyse van het probleem blijkt uit de notulen van de bijeenkomst grote overeenstemming. De situatie bij het FPK zou vanaf 2021 leiden tot enorme ‘witte vlekken’ in het podiumkunstenlandschap. Zowel regionale spreiding als de pluriformiteit binnen het Nederlandse podiumkunstenveld kwamen onder grote druk te staan: niet alleen werd door het FPK vanuit sommige regio’s geen enkele aanvraag gehonoreerd, ook vielen er grote gaten in bepaalde (sub)disciplines, waardoor het podiumkunstenveld een stuk eenvormiger zou worden. De uiteindelijke selectie gaf bovendien geen blijk van een visie op de onderlinge verbondenheid van het veld: de gehonoreerde festivals zijn in grote mate afhankelijk van de niet-gehonoreerde gezelschappen voor hun programma.

Hoewel er door enkele aanwezigen ook kritiek werd geuit op de aanvraagprocedure en de toon van de adviezen van het Fonds Podiumkunsten, werd door anderen benadrukt dat de lobby zich zou moeten richten op het gebrek aan budget in plaats van op het functioneren van het Fonds zelf – systeemkritiek zou moeten wachten tot na het huidige acute probleem. Dit verschil van inzicht leidde ook tot twee verschillende ideeën over hoe er actiegevoerd zou moeten worden. Enkele aanwezigen pleitten voor radicaliteit: het teruggeven van alle toekenningen aan het Fonds Podiumkunsten en het ontwerpen van een geheel nieuwe subsidiesystematiek. Anderen pleitten voor een meer pragmatische insteek: voor welke toon en argumenten zou de politiek gevoelig zijn, en hoe krijgen we daarin de meeste (en de meest prominente) belanghebbenden in de podiumkunstensector mee?

Daarbij was ook de vraag belangrijk wat de uiteindelijke inzet van de lobby zou zijn. Wat is er politiek haalbaar – alleen het herstel van de 8,6 miljoen, of het hele bedrag van 15,8 miljoen dat nodig is om alle gezelschappen op de B-lijst alsnog te honoreren? Of zelfs nog inzetten op 25 miljoen extra, het bedrag dat door een ministerieel onderzoek noodzakelijk werd geacht om de noodzaak van Fair Practice serieus te nemen bij ongewijzigde artistieke ambities? 

Uiteindelijk werd besloten dat een vraag om de 15,8 miljoen vanuit het uitgangspunt van solidariteit het meest rechtvaardig en consequent zou zijn. Zo werd er geen verdeeldheid gezaaid tussen de gezelschappen op de B-lijst, en bovendien was het een logische vraag aan de minister gezien haar eigen opmerking dat ze eerst de consequenties van de budgetverschuiving wilde zien: die consequenties waren nu duidelijk geworden, en hadden een helder prijskaartje. Het bijbehorende argument zou moeten zijn: laten we er zeker in de coronacrisis voor zorgen dat de kunstenaars die een positieve beoordeling hebben gekregen op een duurzame manier hun werk kunnen blijven doen. Zorg voor toekomstperspectief, niet alleen voor onzekere reparaties achteraf.

Naast de duurzaamheidsvraag speelde ook de kwestie rond regionale spreiding een belangrijke rol in de argumentatie. Het gevaar dreigde dat landelijke FPK-subsidies bijna exclusief naar enkele provincies zouden gaan, waardoor bepaalde gebieden op cultureel gebied braakliggend terrein zouden worden. Aangezien enkele regionale en lokale politici ook al bij hun eigen partijen de alarmklok hadden geluid (onder andere schreven de gedeputeerden Cultuur van negen provincies op 21 augustus een open brief in de Volkskrant, waarin ze pleitten voor behoud van het cultuuraanbod in de regio) was er bovendien al duidelijk politiek draagvlak voor dit argument, juist ook bij die regeringspartijen die minder gevoelig leken voor de roep om artistieke vernieuwing en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor kunstenaars.

Verhoeven, die zelf niet bij de meeting aanwezig kon zijn, nam het op zich om op basis van de genoemde kernpunten een eerste versie van een mogelijke open brief te schrijven. In overleg met Van den Berg, Van Hulst en vertegenwoordigers van belangenverenigingen Kunsten ’92, NAPK en VSCD werd de brief tussen 18 en 22 augustus aangescherpt en de (volgens Verhoeven zelf) aanvankelijk nogal boze toon verzacht en zakelijker en feitelijker gemaakt. Van de inzet werd echter niet meer afgeweken: de enige logische uitkomst zou zijn om de 15,8 miljoen euro die bij het Fonds was weggehaald te herstellen.

De volgende stap was het benaderen van zo veel mogelijk potentiële ondertekenaars. Het was van groot belang dat ook de BIS-instellingen de brief zouden onderschrijven, zodat de solidariteit en onderlinge verbondenheid van de sector de oproep kracht bij zou zetten, en er niet puur uit direct eigenbelang werd gesproken. Bij de benadering van contactpersonen kwam er natuurlijk veel feedback op de brief, die allemaal moest worden behandeld, weerlegd of verwerkt. Er moesten moeilijke besluiten worden genomen: bijvoorbeeld om de focus uitsluitend te laten liggen op de gezelschappen die bij FPK onder de zaaglijn terecht waren gekomen, hoe schrijnend de situatie ook was voor degene die bij de ontwikkelinstellingen van de BIS op de B-lijst terecht waren gekomen, zoals Frascati Producties en PLAN Brabant. 

Daarnaast moest er worden bepaald wier namen bovenaan op de lijst ondertekenaars zou komen. Omdat er op de mails van de organisatie al snel honderden antwoorden kwamen, was het van belang om de ‘grote namen’ bovenaan te zetten zodat de lijst met ondertekenaars met invloedrijke namen begon. Een team van zo’n twintig vrijwilligers werkte dag en nacht aan de administratie: het beantwoorden van mails, het zoeken van de juiste spelling van namen en instellingen, het ordenen van de lijst van ondertekenaars. Vooral in dit stadium van het proces, waarin het voor alle betrokkenen echt voelbaar werd dat dit een initiatief was dat door de hele sector werd omarmd, en bij velen ook de lang gekoesterde behoefte naar onderlinge solidariteit kon worden geconstateerd, kreeg de organisatie vleugels.

Na de eerste selectie ging het kernteam (dat inmiddels bestond uit Van Hulst, Van den Berg, Verhoeven, Ludwig Bindervoet, Laura van Dolron, Gable Roelofsen, Nan van Houte, Klaartje Wouters, Yoni Vermeire, Jens Besse en Esra Merkel) nog door de lijst heen om te zien of er specifieke disciplines of vertegenwoordigers misten; die zijn toen nog alsnog benaderd, om een zo breed mogelijke dwarsdoorsnede van de sector te hebben.

De volledige brief werd op 25 augustus met 1140 ondertekenaars op Theaterkrant.nl geplaatst, waar hij nog meer dan 1900 keer werd ondertekend. Ondertussen had de organisatie de brief al naar de Tweede Kamer, de cultuurwoordvoerders en de minister gestuurd, en schoven ze aan bij radioprogramma’s om over het initiatief te vertellen.

Volgens een aantal cultuurwoordvoerders van de coalitiepartijen kwam de brief te laat om nog werkelijk van invloed te zijn op het besluit om 15 miljoen extra aan het Fonds Podiumkunsten toe te kennen. Binnen de individuele fracties wordt jaarlijks vanaf februari/maart op de miljoenennota voorgesorteerd door beleidsprioriteiten vast te stellen, waarbij bij sommige partijen de nijpende situatie van het Fonds Podiumkunsten al intern was aangekaart. In het geval van D66 stond vanaf toen al concreet 15 miljoen euro extra voor het Fonds Podiumkunsten op de agenda. Oppositiepartijen als SP, PvdA en GroenLinks hadden in de Tweede Kamer ook al eerder aangekaart dat de budgetverschuiving voor grote problemen zou zorgen, terwijl CDA en VVD zich na de uitslagen bij FPK grote zorgen maakten over het feit dat er steeds minder ruimte voor kunstenaars kwam in sommige provincies, waarbij de partijen sterk de oren te luisteren legden bij de eigen partijgenoten in de betreffende regio’s. Zo ontstond er ook binnen de coalitie langzaam ruimte voor de gevraagde reparatie, waarbij het ook een rol speelde dat de positie van kunstenaars vanwege de gevolgen van de coronacrisis al steviger op de politieke agenda was beland. Halverwege augustus, ruim voordat de brandbrief werd verstuurd, werd volgens de coalitiepartijen overeengekomen dat het Fonds Podiumkunsten inderdaad 15 miljoen extra zou krijgen om de positief beoordeelde gezelschappen onder de zaaglijn alsnog te ondersteunen. Interessant genoeg werd echter pas op 3 september, op verzoek van CDA en VVD, in de ministerraad ook nog besloten om 2 miljoen extra beschikbaar te stellen voor onderbedeelde provincies. Het is daarom lastig vast te stellen wanneer het besluit voor het extra budget uiteindelijk werd vastgelegd, en daarmee of en hoe de brandbrief nog een rol in de besluitvorming heeft gespeeld.

Deze beleidskeuzes werden twee dagen voor Prinsjesdag publiekelijk bekend door het lekken van de Miljoenennota. Het Fonds Podiumkunsten kondigde vlak daarna aan dat het resterende tekort van 8 ton over de positief beoordeelde aanvragen zou worden verdeeld zodat iedereen op de B-lijst alsnog gehonoreerd zou worden. 

Hoewel we de invloed van de brief op de politieke besluitvorming waarschijnlijk nooit precies zullen weten, heeft de actie in ieder geval een belangrijke verbindende rol gespeeld. Door te laten zien dat het mogelijk is om een gezamenlijk geluid te laten horen, waarbij iedereen zich inzet voor een helder geformuleerd doel en zich niet door deelbelangen uit elkaar laat drijven, hebben de organisatoren van de brandbrief een basis gelegd voor een effectiever gesprek met de politiek. Een belangrijke les is dat dat gesprek al veel eerder moet beginnen. In het specifieke geval van het (gedeeltelijke) herstel van het FPK-budget zijn de acties die in het begin van dit artikel zijn genoemd (van individuele gezelschappen, de fondsen en NAPK en Kunsten ’92) van doorslaggevend belang geweest, omdat ze in de beraadslagingen van het voorjaar konden worden meegenomen. Ook de kritiek vanuit de regio’s begin augustus heeft uiteindelijk een belangrijke rol gespeeld, omdat daarmee ook de andere coalitiepartijen reden hadden om met het voorstel van D66 akkoord te gaan. Het is daarom zaak dat de sector de positieve energie van de gezamenlijke actie vasthoudt en meteen een gezamenlijke visie voor de komende jaren ontwikkelt: de fractie-agenda’s voor de coalitievorming na de parlementsverkiezingen van 17 maart worden nu samengesteld.

beeld Milo

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2021