Wie schrijven en bewonen de geschiedenisboeken, en hoe verhouden witte en niet-witte gemeenschappen zich hierin tot elkaar? In Still not Still bijt choreografe en danser Ligia Lewis zich vast in theorieën over geschiedschrijving, winnaars en verliezers. Deze grote onderwerpen, toegelicht in de begeleidende teksten rondom de voorstelling, zijn echter maar op korte momenten uit de show zelf te destilleren.

In deze experimentele dansvoorstelling creëert Lewis een grillige, maar minutieus uitgedachte wereld, bevolkt door wezens die in hun herhalende bewegingen nog het meest doen denken aan vleesgeworden geesten: ze dolen schokkerig door het toneelbeeld en vallen terug in dezelfde bewegingspatronen.

Op toneel zien we een speelvlak met abstracte constructies die in eerste instantie associaties oproepen met een gymzaal of schoolplein. Ze worden afwisselend belicht door grote bouwlampen en theaterspots, met veel felle neonkleuren. Stukje bij beetje wordt deze wereld ingevuld door bewegende lichamen: zeven dansers voeren een losse herhaling van posities en zetten uit, waaronder vallen en opstaan.

De danstaal kenmerkt zich door een zachte, maar geleidelijk aan steeds meer dwingende aanwezigheid van geweld. De dansers zakken bewegingsloos ineen, slepen en gooien elkaar naar een andere positie, en laten zich leiden door vallende ledematen, voorbijtrekkende gevoelloosheid en een zombie-achtige ongecontroleerdheid.

De soundscape helpt hierbij. De geluiden van handgeklap, gestomp, maar ook statische ruis van een geluidsbox of de doffe wanklanken van een microfoon worden grotesk uitvergroot. Lange tijdspassages vinden plaats in stilte, met alleen die viscerale input als begeleiding. Het resultaat is een schurende dynamiek waarin deze lijven zichzelf, elkaar en ons uittesten. Een vierde wand is niet aanwezig. Met blikken, scheve lachjes en hier en daar directe teksten wordt het publiek continu erkend. Als voyeurs blijven we aanwezig in dit universum.

De voorstelling komt stroef op gang. Lange tijd lijken de dansers eilandjes, die wel op elkaar reageren, maar slechts op traag tempo nader tot elkaar komen. Het continue vallen, opstaan en het herhalen van posities blijft lange tijd vrijblijvend in wat de betekenis ervan is. Op circa een derde van de voorstelling beginnen er puzzelstukjes op hun plek te vallen. Met name de scène waarin de dansers met gesproken tekst, sober en haast technisch, toelichten wat ze uitbeelden, geeft meer handvaten. Achter het abstracte wordt een verhaal zichtbaar over gevangenschap, fysiek geweld en moord. De details worden echter maar mondjesmaat met ons gedeeld.

Still not Still is op z’n rauwst en hooggespannen in het middenstuk, een climax waarin de dansers met kreten, gejoel, geklap en gestomp een soundscape creëren die western-achtige associaties oproept. Hier komen beweging en geluid bij elkaar in lassogezwaai en line dances. Bijna zijn we in Aaron Coplands Amerika, ware het niet dat ook in deze kwartetten en duetten er nog steeds dansers ineenzakken, vallen, versleept worden. De herhalende bewegingen doen hier meer dan tevoren denken aan een tijdlus. De dansers lijken gevangen in geschiedenis die zichzelf eveneens herhaalt, die niet voorbij kan worden gestreefd. Het wringt, het schuurt, het schreeuwt. Hier beneemt Still not Still je de adem. De dansers bereiken een gezamenlijkheid, maar laten geen twijfel bestaan over de sfeer: ijzig en alarmerend.

Zo vlekkeloos als dat de elementen samenkomen, zo snel vallen ze ook weer uit elkaar. Verschillende scènes, waaronder ook monologen en meer experimentele soundscapes en choreografieën, volgen elkaar rap op. Tussen de verschillende delen zit, zeker naar het einde toe, zo’n groot verschil dat de overlappende danstaal het geheel maar met moeite bij elkaar houdt. Dit fragmentarische is niet per definitie storend, ergens zelfs juist passend. De snelheid ervan draagt bij aan de grimmige, verwarrende sfeer – maar maakt Still not Still niet het makkelijkste werk.

Foto: Moritz Freudenberg