Zou dat spelletje nog worden gespeeld op de basisschool? Elke deelnemer tekent een deel van een poppetje en geeft dat blind door aan de volgende tekenaar, maar zodanig dat die daar een deel aan kan toevoegen. Als uiteindelijk het totaal uitgevouwen wordt, heeft dat een vermakelijk of angstaanjagend hybride wezen opgeleverd.

Nader onderzoekt onthult dat dit spel zijn oorsprong vindt in de kringen van het surrealisme van de jaren dertig van de vorige eeuw. De Franse term ervoor is ‘cadavre exquis’ en het heeft als uitgangspunt gediend voor deze voorstelling, waar drie choreografen van verschillende achtergrond hebben samengewerkt onder leiding van Amala Dianor. De drie choreografen zijn, evenals de deelnemende jonge dansers, afkomstig uit drie verschillende West-Afrikaanse landen, met elk zijn eigen rijke dansante praktijken en een scala aan dansstijlen.

Het resultaat is een uitbundig dansfeest. De voorstelling begint met een uitgebreide groepsdans waar expressieve brede armgebaren op vaste stampende ritmes in een vloeiende rondgang fantasievol worden afgewisseld met samengebalde houdingen van het als één lichaam opererende collectief. De sfeer is uitbundig, open en straalt vreugde uit, versterkt door een van de dansers die met haar krachtige stem het toneel vult, bij tijd en wijle aangevuld met de dansers die ook het koor vormen. De dansers zijn gekleed in buitengewoon esthetische kostuums die individuele geometrische patronen op een witte ondergrond vertonen en zowel samen als individueel bijdragen aan de aantrekkelijke beelden die de choreografen scheppen.

Na dit eerste deel (en later nogmaals) volgt een gesproken intermezzo, in het Engels. De tekst lijkt – voorzover te volgen – weggelopen uit een publiciteitsfolder over cultureel ontwikkelingswerk, maar het wordt niet duidelijk waarom deze (ironiserende?) tekst onderdeel is van de voorstelling. Het functioneert als een brug naar het volgende deel, waar verstilling de boventoon voert en de dansers een gewichtloos tableau creëren in een cirkel waarbij ze elkaar in evenwicht houden.

Deze lyrische momenten zijn wat zeldzamere ingrediënten in deze energieke choreografie waar het basistempo hoog ligt. Verschillende configuraties vormen duo’s, trio’s, een kwartet; het publiek krijgt daarbij zelf de vrijheid om keuzes te maken welk deel het wil volgen. Het ontbreekt soms aan focus in de voorstelling, maar ook al deze kleinere ensembles behouden het speelse karakter van de groepsdansen die de ensembles afwisselen en werken daardoor heel engagerend, op sommige momenten zelfs bevrijdend.

De complexere tableaus bevatten bij nu en dan ook wat dramatischer materiaal, dat misschien een wat prominentere rol had kunnen spelen als contrapunt tegen de overwegend uitbundige basis. Door de hele voorstelling verspreid, laten individuele dansers daarnaast persoonlijker statements zien. Het idioom dat ze daarbij vooral hanteren, is een afgeleide van hiphop-moves, soms afgewisseld met acrobatische uitbarstingen, waarmee de positieve energie onderstreept wordt die deze voorstelling vooral uitademt.

Zowel Senegal als Burkina Faso kunnen bogen op de aanwezigheid van kweekvijvers voor nieuw danstalent en ondanks de verontrustende politieke situatie functioneert het culturele leven in Mali’s hoofdstad genoeg om deel te kunnen nemen aan dit samenwerkingsproject van drie choreografen uit de West-Afrikaanse regio, dat als opening dient van de Black Achievement Month 2022. Voor wie geïnteresseerd is wat daar verder op theatergebied gebeurt, kan bij het programma van het Afrovibes Festival van dit jaar zijn hart ophalen. Danscoryfeeën als Germaine Acogny maken daar hun opwachting naast jong talent uit Bénin, Guinée-Conakry en Kameroen.

Foto: Laurent Phillipe