Egale, blanke huiden. Geen pukkel te bekennen. Ogen die keurig zijn omlijst met mascara en eyeliner. Op het gigantische videoscherm dat als achterdoek fungeert lijken deze vrouwen eng perfect. Maar wanneer je beter kijkt, zie je de was waaruit hun gezichten zijn opgetrokken. Net echt.

‘In deze wereld, waarin de levenden misschien al dood zijn en de doden misschien nog ademen…’, klinkt de voice-over van regisseur en speler Pippo Delbono.

Na het overlijden van zijn moeder raakte de Italiaanse theater- en filmmaker Pippo Delbono gefascineerd door het stervensproces. ‘Wat is de dood?’, vraagt hij zich af in Orchids, dat in 2013 haar première beleefde en nu voor het eerst in Nederland is te zien. Met die vraag ontkomt hij niet aan die andere grote levensvraag: ‘Wat is het leven?’.

Die probeert hij te beantwoorden in beeldend montagetheater opgebouwd uit korte scènes. Telkens wanneer je grip denkt te krijgen op de videobeelden, citaten en spelers start een volgend hoofdstuk en begin je weer van voren af aan. Makkelijk is het daardoor niet om naar te kijken, soms zelfs ronduit irritant, omdat je constant wordt opgejaagd door bombastische muziek en de vele citaten en gedachtes die je hoofd opvullen. Na een tijdje begint de volheid en vurigheid van zijn werk echter betekenis te krijgen, en krijg je langzaam begrip voor zijn keuzes.

‘Orchids’, oftewel ‘orchideeën’, betekent ook wel ‘eeuwigheid’ in het Frans. Die metafoor pluist hij uit. Je ziet het verschil tussen een echte en een neporchidee niet, meent hij. Dat wat leeft en dat wat dood is valt niet te onderscheiden. De lijn tussen leven en dood, waarheid en leugen, is dun, ambigu en fluïde.

Op die aanname is zijn dramaturgie gebouwd. Delbono lijkt bang voor zijn eigen boodschap. Want als je niet meer weet wat levend en wat dood is, wat echt en wat nep is, wat ben je dan? Wanhopig klampt hij zich vast aan het leven. Zijn scènes zijn groots, bombastisch en de muziek staat te hard. Zelf rent hij heen en weer, dan weer dansend op het podium, om vervolgens weer bovenin de zaal als voice-over een tekst te declameren. Alsof even stilstaan achteruitgang en verval betekent, en hij daar continue voor wegrent.

Zijn ensemble bestaat niet uit acteurs, die enkel doen alsof. Nee, hij koos straatartiesten, mensen met een verstandelijke beperking, een bejaarde en een doofstomme. Echte mensen, intens en vurig levend op de rand. Elke keer als je denkt dat het is afgelopen, volgt er weer een scène. Delbono kan slecht afscheid nemen, zo zegt hij zelf ook.

En zo, constant vluchtend voor zijn zelf gekozen thema van de dood en van de leugen, loodst hij zijn publiek liefdevol door zijn imaginaire wereld waarin de dood misschien wel nep is. Hij werkt in op de emotie, confronteert met dat wat je liever uitstelt om over na te denken. Totdat voor elk mens het onontkomelijke gebeurt. En wat dan?

Delbono zet zich met Orchids sterk af tegen het traditionele Italiaanse theater. Hij problematiseert het werken met acteurs, met verhalen en met een publiek dat stil in de zaal zit en komt voor een plezierige avond. Die boodschap verliest urgentie in het vrijgevochten Nederlands theaterlandschap, en moet voor de waarde ervan in de context van de Italiaanse theatertraditie bekeken worden.

Hoewel Delbono’s vlucht voor de dood en zijn obsessie voor waarheid en leugen mij zeker hebben gegrepen, ben ik het niet met hem eens. Is leven niet ook gewoon dat lekkere koekje bij de thee, dat goede gesprek, en ook het kleine verdriet en de ergernissen? Delbono lijkt het daar niet om te doen. Hij vecht tegen de nietigheid, tegen elk mogelijk einde.