Lang geleden verstuurde je brieven per postkoets en moest je vier seizoenen smachtend op een antwoord wachten. Tegenwoordig stuur je iemand een hartje via WhatsApp. Hoe maak je contact, in een wereld die steeds digitaler wordt en gedomineerd door technologie? Je hoeft de deur nergens meer voor uit. Via je telefoon bestel je een paar nieuwe schoenen of een maaltijd. De uitslag van een MRI-scan wordt je via zoom meegedeeld met het weerbericht er gratis bij. Is het genoeg, is het de realiteit, of doet het je terugverlangen naar ongemakkelijke, schurende ontmoetingen met levende mensen die je hart kunnen breken? Daniëlle Schel bespreekt het allemaal in haar tweede avondvullende voorstelling, OK. Een goed opgebouwde, afwisselende, theatrale zoektocht van een veelzijdige en prettige podiumpersoonlijkheid.

Het gaat best goed met haar, zo zingt ze in het openingslied. Mede dankzij een zelfhulpboek met een onmogelijk lange titel houdt ze zich staande in deze onzekere tijden van overstromingen, branden en sneeuwbuien in april. Binnen is alles overzichtelijk. De cv, de ijskast, zelfs de kattenbak kan ze bedienen met haar stem.

Ze is overal op aangesloten. Ook op haar DS, die aan een dun draadje voor op het podium hangt. De DS vertelt haar wanneer haar hartslag te hoog wordt, zodat ze even kan mediteren. Deze Digital Self weet namelijk alles van Schel, op basis van data van de afgelopen 20 jaar. Hoeveel blauwe plekken, hoeveel gebroken harten en hoeveel maanden TOZO ze heeft gehad. De DS citeert Goethe en René Froger en helpt haar om haar optimale zelf te worden. Alleen de eerste 15 jaren van haar leven moeten handmatig worden ingevoerd want toen was er nog geen internet.

Maar die eerste 15 jaar zijn cruciaal, zo blijkt. Alle belangrijke eerste indrukken vinden dan plaats. Eerste huisfeestje met vriendinnen, voor het eerst verliefd en tongen met een jongen, voor het eerst fietsen met je ogen dicht en keihard vallen. Het zijn de ervaringen die je vormen en waar je op je 36ste nog steeds met dezelfde zenuwen op terugkijkt. Schel speelt zichzelf als vijftienjarige zo waarachtig dat ik mijn eigen ongemakkelijke, vijftienjarige zelf in mijn buik voel opspelen.

Begeleid door goede en dienstbare gitarist Luuk Janssen in een bescheiden hoekje van het podium zingt ze met haar plezierige stem het ene mooie lied na het andere. Ze neemt je mee in haar verhaal en in de verhalen van de personages die ze opvoert. Van de oude weduwe en haar op zichzelf gerichte buurvrouw op het volkstuinpark tot de ziekenhuismedewerkster die haar tieten laat zien om een betere klantbeoordeling te krijgen.

Wanneer je nog klein bent denk je dat er een moment komt dat het klaar is met het gestuntel, dat je af bent en precies weet wat je moet doen. Maar geen enkel personage dat Schel speelt is af, zijzelf ook niet. Contact maken blijft overal moeilijk, voor iedereen. De hele dag binnen gluren bij je buurvrouw is iets anders dan bij haar op de koffie gaan en een emoji sturen aan een suïcidale vriendin is iets anders dan op de fiets stappen en haar opzoeken.

De mooiste manier van contact maken voor Daniëlle Schel is misschien wel die in het theater, veronderstelt zij aan het eind van haar voorstelling. Het moment in de coulissen, vlak voordat je op gaat, voelt voor haar als de eerste keer fietsen met je handen los en je ogen dicht. Die ene seconde waarin alles even stilstaat, voordat je zweeft, of valt. Daniëlle Schel zweefde, maakte contact, en ontroerde mij.

Foto: Jaap Reedijk