Zeven aspirant-toneelspelers studeerden af in Arnhem met materiaal van Franz Kafka. Hun voorstelling heet Het slot naar Kafka’s laatste, onvoltooide boek.

Kafka’s personages – als waren zij acteurs die in een labyrinth tegen een kale muur op moeten spelen – lijken tussen hun schamele zinnen almaar te roepen: geloof mij niet, ik lieg, ik moet wel liegen om te overleven, geloof dus ook dié zin niet. Toneel is een veredelde vorm van exquis liegen in een kunstig kader. Maar toneelspelers moeten wel iedereen die ze vormgeven tot in elke vezel geloven. Daarom lijken de romans en verhalen van Kafka weliswaar zeer geschikt voor het toneel, op de vierkante centimeter beschouwd is hem op het toneel zetten als onkruid schoffelen in een mijnenveld. Hoe dan ook reuze spannend, bij vlagen volstrekt zinloos en soms fataal.

Stormvogels, dat is een nieuwe toneelgroep van zeven in Arnhem afgestudeerde toneelspelers. Zij maakten voor hun afstuderen samen met regisseur Julie Van den Berghe Het slot naar Kafka – en een heleboel andere bronnen die werden geplunderd door schrijver Jona Hoek. Ze staan met die voorstelling nu even in het Compagnietheater.

De voorstelling speelt zich af op een met neon in twee banen verdeelde lange strip met aan de ene kant een scherm en aan de andere een glazen toverdoos. Het publiek zit aan twee kanten. Men speelt flarden uit de opening van Het slot en mengt die opening met een stoofpotje van spul dat nog het meest lijkt op contactadvertenties – wat de aftrap een fraai magisch karakter geeft. Naarmate we vorderen maken we de aankomst mee van de zich K noemende figuur, die zegt het beroep van landmeter uit te oefenen en die besteld schijnt te zijn door de slotheer – in alle voorbehouden in deze zin, zit de angel van het verhaal – wat is waar, wat gelogen?

De zeven acteurs geven dat epische klein uurtje Kafka-toneel vorm met een stijl van inventief toneelspelen waarbij de ziel stoomt in een kokend lijf en andersom. Hoe dan ook: de hitte slaat ervan af, die zeven gasten kunnen een mooi potje toneelspelen en het is spannend om naar te kijken en te ondergaan. De afgefakkelde inwoners van het dorp en die rare slotbewoners spreken in lineaire zinnetjes als ‘wij eenvoudige mensen houden ons aan de regels, dan kan men ons niets kwalijk nemen’ en ‘gastvrijheid is bij ons niet gebruikelijk’.

Daarna gaat er iets mis. Of, nou, daarna gebeurt er iets raars. Misschien vonden ze het teveel een kunstje worden. Of hadden ze er behoefte aan om een absurde tour-de-force bij elkaar te toveren. Hoe dan ook, een van de spelers geeft opeens te kennen misschien wel een andere rol te ambiëren dan de (overigens geweldige) partij toneel die ze ten beste staat te geven. En hup, het werklicht gaat aan en er wordt zogenaamd (want toneelspelers liegen áltijd) gerepeteerd hoe die rolovername zou kunnen verlopen, waarbij degene die de gewenste rol al de hele avond staat te spelen, als spelleider gaat optreden.

Wat we vervolgens zien is een portie acteursdressuur die tegen het tenenkrommende aan schurkt en er zo nu en dan overheen kiept. Ik vond het geweldig om naar te kijken – maar ja, ik ben nu eenmaal een liefhebber van dat soort kijk-in-de-keuken-ingrepen. Maar een beetje een wormvormig aanhangsel dat op tijd operatief uit de vertoning had moeten worden verwijderd, leek het wel.

Kafka zat volgens mij in het lichtplafond te schateren om die rare toneelspelers en hun flirt met het absurdisme. Een van de actrices leende van een toeschouwer het programmafoldertje en kwam nét niet toe aan het citeren van die ene Camus-regel: ‘Vooral bij Kafka is het raadzaam zich zijn werkwijze te laten welgevallen, het drama te nemen zoals het komt en de roman te benaderen vanuit de vorm.’ Daarin zijn de Stormvogels overigens – ere wie ere toekomt – wel een heel eind gekomen.

[Sterren toegekend door de redactie]

Foto: Suzanne Ophof