Een poppentheater en een dansgezelschap die samen een productie maken voor kleuters; dat roept, von Kleist indachtig, verwachtingen op. Nat Gras van Goele Van Dijck is een dansgezelschap dat al poëtische pareltjes heeft gemaakt voor peuters en voor kleuters, zoals Schaapwel en Muurtje muurtje. Figurentheater De Maan met Paul Contryn heeft in zijn verleden een paar keer dansers in zijn producties geïntroduceerd. Helaas biedt de samenwerking geen meerwaarde. De steltenloper blijft onder zijn niveau steken als een onevenwichtige mengeling van poppengedoe en een beetje dans.

Meer dan tweehonderd jaar geleden verscheen de tekst Über das Marionettentheater (1810) van Heinrich von Kleist. Het is een tekst waaruit graag geciteerd wordt in artikelen over figurentheater en over dans. Von Kleists tekst is een filosofisch traktaat over gratie en schoonheid, waarin de dans en de marionet als metaforen worden gebruikt. De danser in de tekst vindt de marionetten mooier dansen dan mensen. De pop zegeviert als ideale danser.

De Maan verweefde in Kijk ‘ns wat ik kan uit 2006 dans met figurentheater. Een danseres en een pop worden tegen elkaar uitgespeeld en onderzoeken als het ware de vergelijking van Von Kleist op de scène. Wat kan de danseres, wat kan de pop beter?

Na nog een paar andere producties, waarin poppen en dansers en figuren steeds meer tot elkaar komen en ook nog wel met elkaar in duel gaan, is er nu De steltenloper. De danseres laat een vilten eekhoorntje van tak tot tak huppen. De danser breekt uit een houten huisje en maakt van de latten stelten. Een pop wordt op de stelten geplaatst, en hij trekt de wijde wereld in. Hij komt in een oceaan met vissen terecht, in een oerwoud met aapjes, op de bergen met skipopjes, in de stad met auto’s.

De danseres Martina Griewank, die in grote Franse en Duitse danshuizen heeft gedanst, moet in dit stuk haar bijdrage beperken tot het manipuleren van allerlei poppen, tot het verplaatsen van stokken en het laten aanrukken van poppen en attributen en ze weer opruimen. Van dansen komt niet veel terecht. Ook Miguel Do Vale (onder andere Meekers, Ugo Dehaes en HetPaleis) kan zijn talenten niet ontplooien.

Beiden dansen om op een paar momenten wiegende planten in de zee uit te beelden of de berghellingen waarover een poppetje skiet. Abstracte dansmomenten zijn mooi en sfeervol, maar ze zijn er veel te weinig. De twee dansers zijn meer bezig met het vastbinden van stelten aan hun benen, om ze vervolgens weer los te maken, om dan weer een ander soort stelten aan en uit te doen, om rolschaatsen aan en af te binden, om poppetjes tevoorschijn te halen, ze wat te bewegen, ze op hun plaats te zetten. Ze moeten de stelten waarop de jongenspop staat rond bewegen (het is een reis, nietwaar) en dan weer op de rand van het ovale speelvlak vastzetten. Heel dat gedoe verstoort de voorstelling. Een ritme wordt wel aangezet, maar krijgt niet de kans zich verder te ontwikkelen.

De makers hebben zich te zeer aan het gelijknamige prentenverhaaltje van Mattias De Leeuw gehouden en hebben het niet opgetild naar een abstracter niveau. Het blijven wiebelende en wiegende plaatjes in 3D. De setting van het publiek rond een ovaal, de poppetjes uit vilt, de dansers in het wit, de jongen hoog op de stelten, allemaal aardige vondsten om te zien, maar in zijn geheel pakt de voorstelling niet en blijft ze in vergelijking met de vorige producties van Nat Gras steken in een eendimensionale uitbeelding van een verhaaltje.

Frank Vaganée, wiens compositie voor The artist nog een Oscar won, heeft deze keer met zijn deuntjes en klanken op band een knieval voor kleuters gemaakt. Jammer dat al de aangebrachte talenten hier weinig kansen hebben gekregen of genomen om deze productie tot een hoger niveau op te krikken.

(Foto: Clara Hermans)