Met een schuin lachje en pedante attitude richt Boban Benjamin Braspenning in Boompje Beestje zijn pijlen op de banksector en de huizenmarkt. In 2021 won hij met dit programma, toen nog in de dop, het Groninger Studenten Cabaretfestival. In de daaropvolgende twee jaar heeft hij het verder verfijnd en uitgebreid. Nu komt het veelzijdige multitalent met een jaloersmakend goed debuut.

Van een afstandje lijkt hij met zijn blonde krullencoupe en spitse neus wel wat op een luchtiger, veelzijdiger broertje van Peter Pannekoek. Met 29 jaar woont en werkt Braspenning nogal altijd vanuit zijn studentenkamer. Waarom? De huren zijn te hoog en met zijn dertigduizend euro studieschuld kan hij naar een hypotheek wel fluiten. Hij is er eentje van de pechgeneratie. ‘Want dat is het. Púre pech. Het is niet alsof we daar iemand verantwoordelijk voor kunnen houden.’ Zijn semiopgetogen gezicht zegt iets anders, verbolgen vingerwijzen doet hij echter niet.

Uit zijn verhaal blijkt dat het prima had gekund. Het leenstelsel valt aldus Braspenning te wijten aan de bankencrisis in 2008. Ook zijn familie was de dupe van de daaropvolgende bezuinigingen. Maar bij de kleine Boban ontstond de droom om een eerlijke bankier te worden. In slechts zes jaar tijd behaalde hij twee Masters: Economie en Ethiek. Gek genoeg wilden de banken hem niet. Na wat omzwervingen is hij nu dus maar cabaretier geworden. Naar goed voorbeeld van Tim Fransen deelt hij in zijn debuut een stukje van de kennis die zijn twee Masters hem hebben opgeleverd, al doet hij dat beduidend minder intellectualistisch.

Behalve goed samenhangende thematiek en verstand van zaken, heeft Braspenning een aanzienlijke bak talent aan zijn zijde. Woordspelingen en taalvondsten zitten behendig en ongedwongen verwerkt in al zijn materiaal, functioneel grof scheert hij rakelings langs morele no go’s, toch wekt hij geloofwaardig de indruk dat elk verhaal uit het leven gegrepen is.

Fysiek is hij ook sterk: zijn gezichtsuitdrukking verandert vloeiend van schoolmeesterige slimmerik naar waanzinnige maniak of ondeugende verleider, elke beweging lijkt bewust. Al even gemakkelijk zingt hij, zichzelf begeleidend op piano, gitaar of trommelend, het ene minutieus uitwerkte lied na het andere, waarin hij nog ruimte vindt om er een beetje bij te acteren ook.

In zijn muziek leent hij van de besten: de veelzijdigheid van Bo Burnham (op de melodie van ‘welcome to the internet’ zingt Braspenning een verleidingslied van de BitCoin), de cynische zelfkritische toon van Jeroen van Merwijk (‘alle Boomers moeten dood’ naar ‘alle mannen moeten dood’) en de communicatieve stijl van Brigitte Kaandorp (het schuldbewuste ‘Ik schaam me kapot’, als hij een hypotheek heeft afgesloten ten koste van zijn idealen en o zo zwaar gebukt gaat onder de schaamte, doet wel denken aan ‘Zwaar leven’). Binnen die veelgeprezen invloeden brengt hij een geheel eigen stijl mee. Braspenning is er eentje om in de gaten te houden.

Foto: Niels Knelis