Met Boban Braspenning kent de 35ste editie van het Groninger Studenten Cabaret Festival een in alle opzichten terechte winnaar. De 27-jarige Utrechter kreeg gisterenavond zowel de jury- als publieksprijs. Maar hij moet zichzelf na afloop van de finale in de uitpuilende Groninger Stadsschouwburg wel een beetje de koning in het land der blinden hebben gevoeld, want wat zijn twee rivalen lieten zien had weinig met cabaret te maken. Of de grenzen moeten ondertussen danig verlegd zijn.

Bas van de Ven, die de ondankbare taak had de avond te openen, wist in zijn monoloog geen enkele keer een lach te genereren. Daar was hij ook niet op uit. Na een knetterend ‘fucking hell!’ vertelt hij ons dat hij een verhaal wil vertellen. Hetgeen hij vervolgens doet. Een lang verhaal dat zich laat beluisteren als een soort koortsdroom uit het leven van een eenzame student. Een droom vol angsten. Voor de hond van de buren of om vergeten te worden. Omdat het in dromenland vrij associëren is, schiet zijn verhaal meerdere kanten op. Maar er is één constante: hij is geobsedeerd door Marieke Lucas Rijneveld. Het zijn niet de boeken, die vindt Van de Ven niks. Hij komt tot de conclusie dat hij een door Rijneveld gedroomd personage is. Een angstaanjagende gedachte, vindt hij. Hij bestaat niet. Als een dolende geest zwerft hij door de nacht, langzaam wordt hij onzichtbaar.

Ongetwijfeld probeert Van de Ven een soort existentiële twijfel te verwoorden maar een balans in zijn voordracht heeft hij nog niet weten te vinden. Zo maakt hij ons via ultrakorte fragmenten deelgenoot van zijn liefde voor liedjes van artiesten als Sharon van Etten en Tindersticks (‘Dit is mooi! Dit is mooi!’) om uit te komen bij een uitspraak van Nick Cave die zei ‘niet meer in het verhaal te geloven’.

Van de Ven heeft veel te vertellen maar op een cabaretfestival komt hij behoorlijk misplaatst over. Datzelfde geldt voor Julia Straten. De aan de Koningstheateracademie in Den Bosch afgestudeerde Nijmeegse laat in een aantal losse scènes haar fantasie alle kanten opwaaien. Een onderling verband is er niet. Na de openingsscène, waarin ze achter een rechtopstaand bed poppenkast-achtige dingetjes doet met haar handen en voeten, komt ze bewegend als een zombie tevoorschijn en vertelt ze dat ze zich soms voelt als in een film van Wes Craven. Dan denk je even: dit wordt horror. Mis. Ze doet een erg leuke act met bubbeltjesplastic, speelt een varken dat, gelijk Icarus, naar de zon vliegt en maakt een jeugddroom waar door op te treden als zanger van een boyband. Voor die laatste act heeft ze vier vrouwen opgetrommeld en krijgen we daadwerkelijk een perfect popliedje voorgeschoteld, inclusief een klassieke boybandchoreografie met simultane danspasjes. Alleszins onderhoudend en sympathiek. Maar cabaret?

Daarvoor moeten we echt wachten tot Boban Braspenning. Hier staat een cabaretier die zo op tournee kan. Zijn programmaatje is nu al compleet. Het verhaal heeft een kop en een staart, de door hem zelf op gitaar en piano begeleide liedjes zijn ijzersterk en de grapdichtheid is hoog. Bovendien gáát het ergens over. Braspenning speelt mooi met feit en fictie. Nadat hij zichzelf geïntroduceerd heeft als een werkloze econoom die opgegroeid is ‘in de periferie van de kak’ vertelt hij dat hij in de coronatijd werkte aan een programma dat ‘Boompje Beestje’ zou gaan heten. Een huis had hij immers niet, hij woonde nog steeds op zijn studentenkamer. Lang verhaal kort: hij ontmoet een vrouw, krijgt wel een huis (twee zelfs!) en maakt een nieuw programma. Titel: Huisje.

Braspenning toont zich een veelzijdige cabaretier met een groot gevoel voor taal. In zijn lied over de jubelton doet hij denken aan iemand als Randy Newman. Subtiel weeft hij in zijn programma commentaar op de misstanden op de woningmarkt, maar hij blijft altijd licht. Braspenning is geen drammer, hij wil vermaken. En dat doet hij.

Op de finale-avond zelfs als enige. Het is veelzeggend dat de derde prijs die te vergeven was, de Persoonlijkheidsprijs, niet naar een van zijn twee medefinalisten ging, maar naar David Heijmans. Die sneuvelde in de voorronde. Blijkbaar had de jury spijt van een eerdere beslissing.

Foto: Knelis