In een grote opslagruimte van een elektrotechnische groothandel klinkt een zacht brommend geluid. Voor een stellingkast vol dozen en PVC-buizen zit een meisje in felrode jurk op de grond. Terwijl het gebrom steeds sterker wordt en er een rode lamp aangaat, komt zij langzaam in beweging.

Zo start After All op Karavaan, een festival voor buitengewoon locatietheater. De voorstelling is onderdeel van een theatrale fietsroute, waarbij de bezoekers verschillende voorstellingen langsgaan en afsluiten met een hapje en een drankje.

Het bedrijf waar After All speelt is te bereiken via de snelweg of via een landelijk fietspaadje. Binnen wordt het publiek vriendelijk ontvangen door de vrijwilligers van het  festival. Voor de verwaaide fietsers staat koffie en cake klaar. Achter de balie spelen op een groot scherm beelden van de voorstelling.

Binnen loopt de danseres in rode jurk verdwaald over het toneel en begint intens over verschillende delen van haar huid te wrijven. Drie andere dansers komen één voor één de ruimte binnen; schuchter ontdekken zij zichzelf en elkaar. De muziek is donker en onheilspellend. Al snel vormen de dansers een groep. Letterlijk en figuurlijk ondersteunen zij elkaar en vangen de ander op als diegene de wanhoop nabij lijkt te zijn. De dansers zijn in gevecht met de wereld om zich heen, happen naar zuurstof en gooien met ledematen.

After All is een voorstelling van de jonge danser en choreograaf Niek Wagenaar. Zijn debuut maakte hij met de voorstelling Nymphs, tevens de naam van zijn collectief. Het choreografisch zeer interessante After All gaat over de werkelijkheid na de apocalyps; wat doen we als alles wat wij kennen er niet meer is?

De bewegingen van de getalenteerde dansers zijn wisselend sierlijk en animalistisch. De invloed van Hofesh Schechters werk, in wiens gezelschap Wagenaar danste, komt duidelijk naar voren in de volkse, ritmische en aardse bewegingen. Op enkele momenten lijken de dansers het ritme wel een beetje kwijt te zijn en voelt de dans in combinatie met de muziek onnatuurlijk.

De dansers hebben ieder een individuele bewegingstaal, maar in de groepsstukken vormen zij gemakkelijk een organisch geheel. Dankzij hun inleving wordt het angstige, onbestemde scenario waarin zij zich bevinden zeer voelbaar. Elke danser ondergaat een zoektocht naar zichzelf, naar de ander en naar de wereld om zich heen. Het apocalyptische scenario wordt voornamelijk duidelijk uit de onheilspellende tonen van de muziek.

Als de muziek stilvalt, horen we enkel nog een piepend geluid dat doet denken aan een draaimolen in de wind op een verlaten kermis. De dansers vinden troost bij elkaar en laten zich verleiden tot een meeslepende wals. De muziek zwelt weer aan, de soundtrack is minder somber.

Net als kinderen vinden de dansers ook in het einde der tijden een manier om te spelen. En vanuit het spel ontstaat uiteindelijk ruimte voor hoop en verbinding.

Foto: Moon Saris