West is het tweede programma van Ballet van Vlaanderen dat onder artistieke leiding van Sidi Larbi Cherkaoui vorm kreeg. Twee grote vernieuwers van de twintigste eeuwse Westerse danskunst krijgen het podium. Daarbij is een relatief onbekende naam gevoegd, met die keuze zet Cherkaoui de lijn voort die hij eerder bij zijn gezelschap Eastman heeft ontwikkeld en waarin de verbinding tussen Oost en West altijd wordt gezocht.

Een steentje dat een fractie van een seconde op het wateroppervlak landt en de verte in schiet, voor de choreografie Pond Way van Merce Cunningham (1998), nam de choreograaf een herkenbare ervaring uit zijn kindertijd. Tegen de achterwand is Landscape with Boat van Roy Lichtenstein te zien, een voor hem zo typerend raster van stippen op een contrasterende achtergrond. Er is een vloedlijn te ontwaren en een bootje dat half van het doek valt.

Pond Way opent met een toneel vol dansers gekleed in witte, soepel vallende pofbroeken en bovenstukken, ze gaan aanvankelijk ieder hun eigen weg. Cunningham gaat in zijn bewegingscompositie veel verder dan Lichtenstein in de abstrahering van het gegeven uitgangspunt terwijl hij de omgeving waarin dit gebeurt tot leven brengt. Pond Way is een uitdagende choreografie met allerlei bewegingskwaliteiten en tempowisselingen. Dan weer accelereren de bewegingen van de dansers, dan weer staan ze stil. Hoe de hoekige armen van de dansers vanuit de schouders scharnieren is op momenten bijna houterig. Er zijn licht ogende sprongen, vertraagde bewegingen. Er ontstaat een atmosfeer waarin materie en omgeving een onvoorspelbaar samenspel aangaan. De complexiteit van het bewegingsmateriaal van Pond Way lijkt de dansers helaas soms in de weg te zitten. Dat geldt niet voor de andere twee werken van West.

Merce Cunningham vormde de inspiratiebron voor de andere twee Amerikaanse choreografen in het programma, al heeft hun werk een heel andere esthetiek. Naast William Forsythe is dat Jonah Bokaer, een Amerikaans-Tunesische choreograaf die in het verleden tien jaar bij Merce Cunningham danste. Zijn première van Shahrazad wordt gedanst op de compositie Scheherazade van Nikolai Rimski-Korsakov. Bokaer heeft er een ballet van vier delen van gemaakt. Een doorschijnende voile versluiert het toneelbeeld. De silhouetten van de dansers tekenen zich tegen de achterwand af. In die mysterieuze ruimte tonen de dansers de eerste bewegingen. Hoofden worden naar voren gebogen en ellebogen opgeheven. Het vocabulaire van Bokaer is eigentijds en leesbaar met een grote aandacht voor hand- en armgebaren, later zijn er meer klassieke elementen zoals draaien in zijn idioom te ontdekken. Die beeldende en associatieve taal openbaart zich onder meer in het zoeken van zelfbescherming of het zich gevangen voelen en doet vermoeden dat de choreograaf verhalend te werk gaat. Toch blijft het gissen wat hij wil zeggen. In de oorspronkelijke vertelling van Duizend-en-een nacht verzint Scheherezade avond aan avond een verhaal om haar eigen leven en dat van vele andere vrouwen te sparen die haar zouden opvolgen als zij zou falen. Die suggestie wordt hier ook gewekt, er is ruimte voor tal van interpretaties met danseres Drew Jacobi als een krachtige Scheherazade. Maar helaas overtuigt Shahrazad niet.

Met de bewerking van Approximate Sonate (1996) van William Forsythe besluit West. Forsythe maakte Approximate Sonate al in 1996 en bewerkte het stuk opnieuw dit jaar. Hij ziet een voorstelling als een levend organisme dat iedere avond opnieuw tot leven komt en daagt de dansers daartoe uit. Binnen de structuur van deze choreografie worden de grenzen van het klassiek balletvocabulaire volledig opgerekt. Dat vraagt veel van de dansers maar tegelijkertijd is er in de wisselwerking met de muziek een vrijheid waardoor de serie duetten met een aanstekelijke  spontaniteit uitgevoerd worden.

Foto: Flip van Roe