De vloeiende klanken van de oosterse gamelan in combinatie met westerse harmonieën van een strijkkwartet: dat gebeurt niet zo vaak. Ook muzikaal zijn oost en west gescheiden, vroeger zeker en misschien heden ten dage nog steeds. Met de première gisteravond in De Doelen van de muziektheatervoorstelling Kill the West in me is er in muzikaal opzicht een bijzonderheid verricht. Op papier is het een ingewikkeld geheel met meerdere verhaallijnen, en op het toneel is dat door de te ingewikkelde regie ook. Maar als muzikale uitvoering met als vooraanstaande componisten Boudewijn Tarenskeen en Jonás Bisquert is het prachtig geslaagd.

De ondertitel luidt Kartini and Katini, two stories. Kartini is de Javaanse prinses Adjeng Kartini (1879-1904) die voor president Soekarno gold als heldin, als voorvechtster van de vrouwelijke zelfstandigheid. Zij schreef in lange brieven over haar verlangen naar onafhankelijkheid, maar kon die uiteindelijk niet bereiken in een islamitische cultuur.

Tegenover Kartini staat de dienstmeid Katini, een jonge vrouw van nu die hoopte dankzij Kartini’s brieven en feminisme een idealer samenleving te treffen, waarin ondergeschiktheid voor vrouwen aan de man voorbij is. Maar dat blijkt niet zo te zijn. In haar naam ontbreekt de ‘r’ (door haar vader bij de aangifte vergeten) en het is juist die ‘r’ die haar leven kapotmaakt: het is de ‘r’ van rape, murder, terror.

De Indonesische schrijfster Ayu Utami scheef op verzoek van Jurrien Sligter van Ensemble Gending het libretto. De Indonesische sopraan Bernadeta Astari vertolkt de rol van prinses Kartini; de Nederlandse actrice en theatraal performer Romy Roelofsen speelt de rol van kwetsbare dienstmeid. De oosterse tegenspeler van het Doelen Kwartet is het Ensemble Gending, bestaande uit vier gamelanspelers.

In het libretto van Utami zitten tal van boeiende dramatische omkeringen. Prinses Kartini droomde als jonge vrouw van het westen, om daar scholing te krijgen voor haar leeftijdgenoten in eigen land. Maar gaandeweg verzette ze zich tegen het kolonialisme, vandaar de titel: prachtig is de tekst dat ‘Jullie westen niet mijn westen is’, met andere woorden: dat Hollandse westen is er een van overheersing. Maar de rape komt ook uit haar eigen wereld: die van de islam. De prinses zingt haar toe: ‘Een moslim meisje mag niet mondig zijn.’

Er is wel een nadeel aan de uitvoering: het is te vol allemaal, de regie van Gable Roelofsen maakt het vaak nodeloos ingewikkeld. In de vormgeving kiest Davy van Gerven voor veel rekwisieten. Bij aanvang ligt er dun plastic over de gamelan, alsof die jaren daar hebben gesluimerd en tot leven komen. De zang zingt prachtig over de diepe emoties die de gamelan, eenmaal weer spelend, bij haar oproept. De leden van het Doelen Kwartet bespelen ook de gamelan met strijkstokken. Ze zijn vreemd gekleed met T-shirts met gezichten aan de voorzijde en een batikmotief aan de achterzijde. De performance van dienstbode Katini is heftig, expressief, geladen en uitbundig.

Voor mij is de muziek het belangrijkste, daarbij behoren beslist ook stem (van sopraan Astari) en dus ook tekst (gebracht door Roelofsen), maar de regie kleurt alles aan met veel expressieve bewegingen, trillende handen en bevend lichaam, gebaren, soms zelfs iets van tempeldans. Het had misschien beter als oratorium gebracht kunnen worden met een rustiger regie. Het blijft muzikaal een wonder hoe de westerse harmonieleer van Tarenskeen harmonieert en soms dramatisch contrasteert met de meer ritmische gamelan-compositie van Bisquert, die trouwens van Spaanse origine is. Bij Tarenskeen beluister je in de twee violen, altviool en cello stuwende melodieën van Richard Strauss. In de gamelan klinkt het oosten, schitterend bezongen door Astari. Hierdoor komen in de muziek oost en west wél samen en geldt niet: Kill the West in me. In dit opzicht overstijgt de muziek elke koloniale tweestrijd in ongekend samenspel.