Wat zien we? Zo’n beetje alles is verrijdbaar. Dus nep. Dus? Nep? Twee jongens spelen een filmscène na. Of gebruiken ze gewoon een erg lange code? Of een onhandig uitgebreid wachtwoord? Heten ze nou echt Kaïn en Abel? Of versta ik die namen gewoon verkeerd? En waar is die vader? Is hij er eigenlijk wel? 

Ander begin. Nieuwe poging. Wij lijken in een Houellebecq-achtig toekomstscenario te zitten. Het regent veel, alles stroomt onder, dus verkeer gaat via rubberboten. Als ik snel wat geciteerde jaartallen en cijfers combineer, moeten we ergens in 2051 zitten, maar misschien zit ik er twintig jaar naast en is het toch 2031. Er is een kalifaat. Een kalifaat? Ja. Of een andersoortig levensbedreigend schrikbewind. Een regime met ‘de klop op de deur’. Twee jongens, broers, wonen in een kaal appartement, waar hun vader ooit een multi-inzetbaar filmsetje heeft gebouwd. Compleet met sterke lampen en verrijdbare meubels en plantenpartijen. Of vader nog ergens is blijft een puzzel, die een van de jongens ‘oplost’ door zelf af en toe de vader te spelen. Of houdt de verwekker zich ergens schuil en bereidt hij zich voor op zijn gespeelde zwanenzang, Shakespeare’s King Lear – hij is namelijk acteur. Of hij die rol onder het actuele politieke gesternte nog zal kunnen spelen, is overigens zeer de vraag. Spelen is namelijk verboden. Waarschijnlijk heeft men nog slechts één rol voor hem in petto. Eentje waarin hij zijn hoofd mag verliezen. En niet in zijn spel. Maar laten we niet op de dingen vooruitlopen.

Nieuw begin. Andere startpoging. Een van de acteurs, Thijs Prein, uit de toneelformatie De Hollanders, is een van de initiatiefnemers tot zowel deze toneelonderneming, Kat Op Het Spek, als deze toneelproductie, Oost/West. Hij heeft drie maanden door Amerika gereisd en tijdens die reis geschreven met toneelverwekkers, schrijvers, collega’s, bekende Nederlandse publicisten. De teksten die daaruit rolden zitten in deze voorstelling geknipt. Want die broers uit de vertelling, die schrijven veel, en hun vader kreeg ook nogal wat post. Er is dus volop ruimte voor brieven in de voorstelling. Thijs Prein, een drukke toneelspeler met een uitgebreid assortiment aan tics en andere neurologische eigenaardigheden op zijn repertoire, staat uit die verzamelde correspondentie te citeren, terwijl hij als een gekooid dier rondom zijn toneelbroer danst, die wat kalmer maar niet minder begeesterd wordt vormgegeven door Chiem Vreeken. Ze vormen een aan elkaar gewaagd spelersduo. En ze schakelen anderhalf uur lang zo inventief en zo razend behendig, dat ik als toeschouwer niet anders kan doen dan meeroetsjen in hun emotionele kermisattracties en wirwarrende verhaallijnen.

Waarvan ik geleerd heb is de zekerheid dat ik alleen was, dat ik alleen ben. Die wond. Ik vocht en vecht niet met anderen, omdat ik mijn handen vol had en heb met het gevecht met mezelf, een gevecht dat niet te winnen is – dat weet ik trouwens niet zeker, ik geloof het (en wat je gelooft, weet je nooit zeker).

Meeturend in die correspondentie (waarvan ik enkele voorbeelden in de persmap aantref) hoor je al lezend echo’s van de brieven uit de voorstelling. Je zal trouwens zulke brieven krijgen! En zulke correspondentievrienden hebben!

We worden door dezelfde verlangens geregeerd, jij en ik, alleen lig ik dertig jaar op je voor. (Dertig jaar? Hoe oud ben je intussen?) Ik raad je aan om familie te beschouwen zoals een balling zijn land van herkomst beschouwt: hij komt ervandaan, maar hij kan er nooit meer naar terug.

Die brieven vormen de basis voor een meeslepend relaas van twee jongens waarvan het niet zeker is of zij beiden dit avontuur gaan overleven. Of is die dood tegen het slot ook nep? Trouwens: Gerardjan Rijnders schreef mee aan de basistekst, en hij deed de eindregie. Maar het is glashelder dat Oost/West drijft op de hoge inzet van die twee jongens op het toneel. Meer hiervan! Graag!

Weet je pa, zolang heb ik je niet gesproken. Eigenlijk heb ik je nooit gesproken. Een derde van mijn leven zit er op, sowieso. De werkelijkheid verdwijnt langzaam. Was je aan het begin van deze brief nog een man uit mijn herinnering, inmiddels ben je niet meer dan zwarte inkt op een vel. Een herinnering in letters. Een verhaal. Wat er echt gebeurd is weet ik niet. Wat er gaat gebeuren, evenmin.

[Sterren toegekend door de redactie.]