‘Nederlandse critici noemen geen kleuren’, stelde theaterwetenschapper en critica Hana Bobkova ooit in dit tijdschrift (1998, nr.4). De observatie komt uit een lezing over de functie die theaterkritiek heeft bij de geschiedschrijving van de discipline. ‘Een kritiek bemiddelt niet alleen tussen voorstelling en publiek, maar ook tussen déze gebeurtenis en soortgelijke gebeurtenissen in het verleden.’

Welke kleuren van dit seizoen kan ik me herinneren? Het roze en blauw van de lichtkolommen die Hadewych Minis vergeefs probeert vast te grijpen in Girls and Boys van Oostpool. Het oranje van de vloer van The Damned van ITA. Het blauw van het meubilair in de lunchvoorstelling Volim Te in Bellevue. De paarsroze avondschemering op het achterdoek in Oprechte ode aan de Ironie van De Warme Winkel

Die kleuren van Bobkova blijven bij me hangen, omdat haar observatie ook aangeeft hoe die historische functie van recensies verandert. Zij heeft gelijk dat Nederlandse critici in het algemeen niet zo uitputtend en precies zijn in hun beschrijvingen, maar ze redeneert ook vanuit een perspectief waarbij er van een voorstelling, in vergelijking met nu, maar zeer beperkt beeld over blijft, en dan nog grotendeels in zwart-wit. (Kleurenfotografie wordt in Theatermaker pas vanaf ongeveer 2005 de standaard.)

Theaterkrant.nl bestaat nu tien jaar en heeft in die periode ruim zevenduizend recensies gepubliceerd. In totaal is dat een schat aan informatie over het theater van het afgelopen decennium met een onmiskenbare historische functie, en de redactie besloot dan ook om dit jubileum het thema te maken voor het jaarboek. Want wat is er nou blijven hangen aan voorstellingen en beelden uit die periode? We vroegen het onze critici. Hun lijstjes – vol met aha-erlebnissen, vergeten pareltjes en gekoesterde herinneringen – vormen de hoeksteen van deze editie.

Maar tegelijkertijd is het theater onderhevig aan langzamere en subtielere bewegingen dan die waar recensies gevoelig voor zijn. Recensies zijn eerstelijns theatergeschiedschrijving – zoals Loek Zonneveld het ooit formuleerde – en wie zet de vervolgstap? Ik voel een groeiende verantwoordelijkheid om die volgende zet te maken. Wat zijn nou de grotere trends die we over die duizenden voorstellingen heen kunnen ontwaren? In deze editie konden we helaas niet uitputtend zijn, maar met mooie overzichten en essays – over het trauma na Zijlstra; over het nieuwe bewustzijn over macht; over de invloed van festivals, onder veel meer – geven we denk ik een goede eerste aanzet voor de geschiedschrijving van de meest recente periode. 

We staan hierin gelukkig niet alleen. De afgelopen periode kwamen er nieuwe boeken uit over Nederlandse theaterfenomenen; we hebben eerder uitgebreid aandacht besteed aan de boeken over theatercollectieven en mime. Maar daarnaast mogen we ons verheugen in drie werken over dramaturgie, waaronder het nieuwe boek van Maaike Bleeker. Fransien van der Putt las en analyseerde ze alle drie.

Dit is het tweede Theaterjaarboek dat wordt uitgegeven met ondersteuning van de nieuwe netwerkorganisatie voor digitaal theater- en muziekerfgoed, Podiumkunst.net – waarin Theaterkrant enthousiast deelneemt. De afgelopen twee jaar ontplooide Podiumkunst.net een groot aantal activiteiten. Enerzijds nemen we stappen om collecties technisch met elkaar te verbinden en ondersteunen we instellingen en makers bij het inrichten en ontsluiten van hun archief. Anderzijds willen we steeds weer laten zien hoe rijk de schatkamers van de podiumkunsten zijn, zoals met de projecten rondom The Need for Legacy, de theatercollectieven en Stoffige Stukken.

Deze twee jaar hebben mij gesterkt in mijn overtuiging dat erfgoed en reflectie in het theater op een natuurlijke manier met elkaar vervlochten zijn. Want zelfs als er van een voorstelling het script, decorschetsen, foto’s of een videoregistratie beschikbaar zijn, merk ik dat dat materiaal pas gaat leven als ik het verslag lees van een toeschouwer die aanwezig was bij de voorstelling. Het materiaal zelf kan niet ‘bemiddelen tussen déze gebeurtenis en soortgelijke gebeurtenissen in het verleden’ – daar is toch een verslaggever voor nodig die er zelf bij was.

(Als je zelf een recensie aan het schrijven bent, wil je daar overigens niet per se aan herinnerd worden. Het is al ingewikkeld genoeg om een voorstelling te beschrijven, te interpreteren en van een context te voorzien voor je huidige lezers; de gedachte aan toekomstige belanghebbenden roept alleen maar karma vertigo op.)

Daar ligt wat mij betreft een helder toekomstperspectief voor Podiumkunst.net en de aan het netwerk deelnemende organisaties: niet alleen het houdbaar, bruikbaar en zichtbaar maken van het theatererfgoed, maar het structureel bijdragen aan duiding en discussie rond oude en nieuwe ontwikkelingen. Zo houden we niet alleen de geschiedenis levend, maar leveren we ook een bijdrage aan het in beweging en spannend houden van de levende kunstpraktijk. En die beweging werkt ook de andere kant op. De huidige focus op diversiteit en inclusie maakt bijvoorbeeld ook zichtbaar hoe eenzijdig de geschiedschrijving tot nu toe is geweest, stelt nieuwe vragen aan archieven en stimuleert zoeken naar materiaal dat nog niet genoeg geanalyseerd, vergeleken, geduid, bediscussieerd en overgedragen werd.

Traditioneel vragen we de theaterfotografen om een keuze te maken uit hun eigen werk. Dat was dit jaar niet alleen een keuze uit het seizoen 2021/2022; daarnaast stelden we  de (onmogelijke) vraag naar kenmerkende foto’s uit de hele periode 2012-2022. In hun beelden zien we een theater dat steeds meer naar buiten gaat, waarbij het publiek actiever wordt aangesproken en dat met al haar ideeën en vormen energieker en kleurrijker is dan ooit.

Ik vraag me af of de historische functie van de kritiek niet definitief verandert onder invloed van die rijkdom aan beelden die we tegenwoordig over zo veel voorstellingen hebben. Ik vermoed dat recensenten zich zo weinig bezighouden met kleuren, omdat ze proberen woorden te vinden voor al die dingen die je níet kunt terugzien op een foto of registratie: de energie, de vibe en de betekenis die een voorstelling krijgt voor het specifieke publiek dat op dat moment in de zaal zit. De ontwikkeling van die kritiek – in samenhang met het erfgoed – lijkt me hét spannende vraagstuk voor de volgende tien jaar Theaterkrant.

Dossiers

Theaterjaarboek 2021/2022