De vraag ontstaat eigenlijk al op het moment dat ik bellend door het kantoor van NTjong stuiter en de verbaasde blikken van mijn collega’s probeer te negeren. Ik hang op, maak nog een extra vreugdedansje en roep door ons veel te kleine kantoor: we hebben er drie, we zijn rond: de synagoge wil meedoen!

Dat buurt- en kerkhuis Bethel en Hindoecentrum Sewa Dhaam wilden meedoen wist ik al een tijdje, maar dat ook de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente niet lang zou aarzelen had ik niet verwacht. Het idee is immers om met ons project Eerst zien dan geloven verspreid door Den Haag met theater de deuren van bijzondere gebedshuizen wagenwijd open te zetten. Bij de beoogde deur aan de Prinsessegracht moet vier man marechaussee staan – een hoge drempel lijkt me.

De fondsen zijn gelukkig net zo enthousiast als de gebedshuizen: mooi project, in de geest van deze tijd. Ze hebben nog wel een vraag: waarom geen moskee?

Drie bevlogen makers gaan van start: met acteurs, bezoekers van de gebedshuizen en buurtbewoners wordt gezocht, gemaakt en gespeeld. Want dit project zou niet alleen over religie gaan, maar ook over gemeenschap. Hechte gemeenschappen die misschien ook uitsluiten: pal naast gebedshuizen wonen immers honderden mensen die denken er niets mee te maken te hebben. Ook daarom moeten die deuren open.

We starten en het loopt als een trein. Niet alleen bezoekers van de gebedshuizen, maar ook omwonenden zijn nieuwsgierig naar wat we aan het doen zijn. Zo krijg ik een mail van Sheela, die alles in Hindoecentrum Sewa Dhaam regelt. Ze schrijft me dat ze in het intercultureel overleg van de wijk over ons project vertelde en of ik adequaat antwoord wil geven op een vraag die daar gesteld werd: waarom geen moskee?

Aan het eind van het seizoen probeer ik het project in woorden te vatten, ter opening van de eindmanifestatie van Eerst zien dan geloven in Theater aan het Spui. Ik denk aan Bethel, waar de deur wagenwijd voor ons openstond en waar eigenlijk weinig ‘geloof’ te vinden was; aan de magische tempelruimtes van Sewa Dhaam, waar een prachtig divers publiek in stilte doorheen bewoog; en aan de tien leden van LJG die na slechts een paar keer repeteren zo krachtig stonden te spelen.

Maar de hele tijd denk ik: dat gaat het publiek straks allemaal zelf zien. Ik moet iets zeggen over wat ze niet gaan zien, over die vraag die alsmaar terugkwam.

Een vraag die ik soms heel uitgebreid beantwoorde, maar waarop het simpele antwoord ook gewoon steeds was: we kunnen niet álle deuren van álle gebedshuizen openzetten. Eerst zien dan geloven is maar een klein stukje van een veel groter verhaal.

Sociaal-artistiek theater maken is wat mij betreft dan ook geen oplossing voor iets wat op een andere manier niet lukt. Het is geen middel, al wordt het door fondsen, gemeenten en gezelschappen soms wel zo gezien. Natuurlijk is het een handreiking tot verbinding, maar ook is het voor mij de vanzelfsprekendste manier om theater te maken.

Ik had dan ook helemaal niet de intentie iets groots te zeggen over religie in deze tijd of geloofsgemeenschappen in het algemeen. Het moest juist een klein stukje zijn, ergens in een wijk. Zomaar. Bijna toevallig, als artistieke keuze. Omdat ik denk dat het wat uitmaakt als daar plots iets gebeurt. Dat je door heel dichtbij te zijn iemands wereld voor even, of voor altijd, een beetje van kleur kan veranderen.

Hanna Timmers is theatermaker en theaterdocent. Ze werkt onder andere als artistiek coördinator van de Urban Stories van Het Nationale Theater en begeleid de jongerenprojecten van Theater Na de Dam.

Dossiers

Theatermaker september 2017