Dit jaar gaan de belangrijkste toneelprijzen terug in aantal en wordt bij toekenning het genderverschil opgeheven. Een goed idee, dat past bij deze tijd? Of is het toch nog te vroeg? ‘Het Nederlands toneel heeft al zo weinig tradities, het is doodzonde dat hier zo onnadenkend het mes in wordt gezet.’

‘Het is modern, het past bij deze tijd en het is eigenlijk idioot dat het nu pas gebeurt.’ Actrice Manja Topper is duidelijk: ze vindt het een goede zaak dat het genderverschil in de toneelprijzen nu eindelijk is opgeheven. ‘Want laten we wel wezen: wat betekent je gender nu eigenlijk voor toneelspelen?’

In september maakte de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) de nieuwe opzet van de Toneelprijzen bekend. In plaats van een Louis d’Or en een Theo d’Or voor beste mannelijke en vrouwelijke hoofdrol, en een Arlecchino en Colombina voor beste mannelijke en vrouwelijke bijrol, worden er vanaf dit jaar 3 Theo d’Ors uitgereikt: voor beste hoofdrol, beste bijrol en meest innovatieve bijdrage aan het theaterveld.

Sinds de bekendmaking van de nieuwe opzet zijn er verschillende geluiden te horen in de sector. Sommigen waarderen dat het genderverschil is opgeheven, anderen vinden het onzinnig of te vroeg. Veel kritiek is er op het terugbrengen in aantal prijzen, het behouden van het onderscheid tussen hoofd- en bijrol dat niet meer aan zou sluiten bij het huidige theaterlandschap, en het uitblijven van een ensembleprijs. Ook over de nieuwe categorie voor innovatie zijn vraagtekens. En moeten we dat überhaupt wel winnen: prijzen toekennen aan acteurs? Het is toch geen wedstrijd?

Hadassah de Boer was tussen 2018 en 2022 voorzitter van de Nederlandse Toneeljury en stond daarmee mede aan de wieg van de gesprekken die er over de veranderingen binnen de Toneelprijzen gevoerd werden. Die discussies vonden plaats binnen de jury, die uiteindelijk elk jaar de genomineerden en de winnaars moet kiezen, en ook met de VSCD, die eigenaar is van de prijzen. ‘Er is zorgvuldig over gepraat, bewustwording kost ook tijd. Ook omdat er een heleboel tegengeluiden klonken die ook begrijpelijk waren: de Theo d’Or was destijds in het leven geroepen om vrouwen zichtbaarder te maken in het theater, en de traditie van de Louis en Theo d’Or heeft ook veel waardevolle aspecten. Maar uiteindelijk moet traditie nooit een argument zijn om iets vol te houden.’ Als jury liepen ze steeds vaker tegen de beperkingen aan van de prijzen. ‘De prijzen zoals ze waren stammen uit een ander tijdperk, toen er op een andere manier toneel werd gemaakt. We kwamen steeds vaker in de knoop omdat het toneel zich vernieuwt: rollen werden door een groep acteurs gespeeld, vrouwen speelden mannenrollen en andersom.’

De VSCD hoopt met de nieuwe opzet bij te dragen aan meer gelijkheid. ‘Het klassieke binaire genderonderscheid aanhouden, betekent ook een systeem in stand houden dat niet meer past in de veranderende tijd, waarin we als samenleving in transitie zijn over hoe we naar gender kijken.’

Er wordt weliswaar een prijs minder uitgereikt, maar de organisatie schrijft dat het aantal nominaties omhooggaat: van drie naar vier. ‘Dat zijn nog steeds twaalf nominaties, waarmee we de breedte van het veld ruimte geven en juist bij de genomineerden de diversiteit in het theater kunnen vieren. Wij hebben gemerkt dat genomineerd zijn zeer gewaardeerd wordt en zien de nominaties als een belangrijk moment om de prestaties op onze podia de welverdiende aandacht te geven.’

Rick Paul van Mulligen werd drie keer genomineerd voor een Arlecchino. De laatste keer, afgelopen september, kreeg hij hem toegekend; hij is daarmee de laatste Arlecchino-winnaar ooit: ‘Ik moet zeggen: het had een grotere impact om hem niet te winnen dan om hem wel te winnen.’ Prijzen zijn uiteindelijk ‘vooral heel leuk’, zegt hij. ‘Ik ben er nooit op tegen geweest. Toneel is een vluchtig vak, de voorstelling van gisteren bestaat niet meer, dus het is belangrijk om gezien en erkend te worden. Ook naar de buitenwereld toe is het goed om het vak te vieren.’

Actrice en ACT-voorzitter Malou Gorter is het daarmee eens: ‘De hele sector profiteert daarvan mee, ook het publiek.’ Zij noemt het opheffen van het genderverschil hard nodig. ‘De nieuwe opzet werkt gelijkwaardigheid in de hand voor non-binaire personen in onze sector. Daarnaast lijkt het me sowieso zinvol om een acteerprijs te verbinden aan vakbekwaamheid en niet aan een gender.’

‘Tegelijkertijd begrijp ik heel goed de tegengeluiden die je hoort: het gaat over het bereiken van meer gelijkwaardigheid, maar de sector is nu eenmaal niet gelijkwaardig. Er zijn mensen die het te vroeg vinden en ik snap die angst: feit is dat er nog altijd minder gelaagde vrouwenrollen dan mannenrollen zijn. Dat geldt overigens niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mensen van kleur of mensen met een beperking is er nog een grote slag te slaan op dat gebied.’

VSCD erkent dat dit geen gelijk speelveld is, maar constateert dat de er laatste jaren meer en grotere vrouwenrollen worden gespeeld. De organisatie wil deze trend aanjagen door de sector na te laten denken over genderonderscheid en -gelijkheid. Gorter: ‘Mijn hoop is, en dat had ik ook bij de Kalveren, dat door deze prijzen te veranderen, ook die problematiek nog duidelijker worden. Dus dat door het aanpassen van de prijzen nog helderder wordt dat het nog lang niet gelijkwaardig is gesteld in onze sector. Je zou ook kunnen zeggen dat die binaire genderverdeling bij de toneelprijzen dus juist verhulde dat er sprake is van ongelijkwaardigheid.’

Boris van der Ham, voorzitter van de Nederlandse Toneeljury tussen 2013 en 2015, is fel gekant tegen de veranderingen. ‘Natuurlijk moeten non-binaire of intersekse acteurs gezien en erkend worden bij de prijzen. Maar dan moet je de huidige prijzen niet afschaffen, maar er een aan toe voegen. Ik denk dat je de diversiteit binnen onze sector veel meer eer aan doet als je die plaatst binnen de bestaande tradities.’ En daar was in de oorspronkelijke opzet best ruimte voor, denkt hij. ‘Die prijzen bewegen al jaren met allerlei emancipatiebewegingen in samenleving mee: kijk maar naar achtergrond, geaardheid of gender van de winnaars en hun soort rollen. Door die traditie nu af te schaffen, toon je ook de winst van al die emancipaties niet meer. Het Nederlands toneel heeft al zo weinig tradities, en ik vind het doodzonde dat hier zo onnadenkend het mes in wordt gezet. Het voelt voor mij als een actie vanuit ‘fear of missing out’ in plaats van een creatieve oplossing die je van een theatersector zou mogen verwachten.’

‘Als het dan gaat over het versterken van de positie van vrouwen vind ik het ook een ondoordachte move. Je kan het genderverschil in de toneelprijzen wel opheffen, maar de onevenwichtigheid in de rollen is daarmee niet geslecht. Het nadelige effect is nu al te zien bij de Nederlandse filmprijzen: vrouwen maken minder kans om een prijs te winnen; er zijn nu eenmaal nog steeds minder vrouwenrollen. Of er komt juist het verwijt van overcompensatie en dat mannen juist minder kans maken. Allemaal onnodig gedoe. En daarnaast: feit is dat veel verhalen juist over de verhouding tussen mannen en vrouwen gáán, inclusief de natuurlijke verschillen, mengvormen en overlap. Ontken dat niet, vier het!’

Volgens Malou Gorter zijn prijzen zijn per definitie onderhevig aan de tijdgeest: ‘Juryleden zijn mensen die leven in een bepaalde tijd waar bepaalde issues spelen waarop ze zullen reageren. Zolang iedereen maar in het oog blijft houden dat het uiteindelijk over kwaliteit van acteren moet gaan. Maar daarover maak ik me geen zorgen: als je kijkt naar eerdere winnaars van de Theo d’Ors, kun je niet ontkennen dat het daarbij eerst en vooral gaat om geweldige acteerprestaties.’

Net als Gorter, ziet Van der Ham bovendien grote bezwaren bij het terugbrengen van het aantal acteerprijzen. ‘Je hebt straks minder ambassadeurs voor het theater. Je moet niet onderschatten hoe belangrijk die zijn. Zij geven interviews, maken reclame voor de sector, vertellen hoe leuk het is om naar het theater te gaan. Dat kunnen we hard gebruiken.’

Deze keuze komt voort uit een aantal praktische overwegingen, licht een woordvoerder van de VSCD toe: ‘Bijvoorbeeld voor de werkzaamheden van onze juryleden, die dit allemaal vrijwillig doen. Zij moeten heel veel voorstellingen bekijken en hierover nadenken. Daarnaast zijn ze ook nog verantwoordelijk voor de selectie van het Theaterfestival en de keuze van de Proscenium-achter-de-schermen-prijs.’ Ook voor het Gala vindt de VSCD het beter als het aantal prijzen beperkt blijft. ‘Het is voor de organisatie steeds lastiger om alle genomineerden daarin een goede plek te geven. Met drie prijzen voor acteurs kunnen we het Gala op een hoog niveau blijven organiseren.’

Gorter begrijpt de argumenten, maar vindt dat het belang en de waarde van die prijzen worden onderschat. ‘We vieren het vak en dat gebeurt al zo weinig: als dat dan gebeurt op een avond die misschien iets te lang duurt, zie ik dat eigenlijk als welkome bijvangst.’

Volgens theatermaker Marloes IJpelaar, die zich met haar collectief Club Lam hard maakt voor meer gelaagde vrouwenrollen in het theater, is het goed dat de prijzen nu zijn aangepast. ‘We leven in een veranderende tijd en ik denk dat we als cultuursector het voortouw moeten nemen, pioniers moeten durven zijn. Het is bovendien een goede tijd: er zijn echt pitbulls als het gaat om vrouwelijke makers en acteurs, daar kun je niet meer omheen. Dus daar maak ik me geen zorgen over. Interessante vrouwenrollen zijn er volop en het worden er alleen maar meer. Het aanbod is er, repertoire wordt volop omgeschreven, het maatschappelijk debat leeft, iedereen is alert. Er is meer dan genoeg om uit te kiezen.’

‘Ik begrijp de behoefte om uit hokjes te breken. Tegelijkertijd is het probleem met prijzen natuurlijk dat je iets meteen tóch weer in een hokje zet. Het is heel nobel om het genderverschil op te heffen, maar als je op een echt inclusievere manier met toneelprijzen wil omgaan, kun je nog veel vrijer nadenken over waar je een prijs aan toekent. Je kan ook verder denken dan beste individuele toneelprestatie: waarom geen prijs voor het beste samenspel of de grootste maatschappelijke impact?’

De nieuwe Theo d’Or voor ‘meest innovatieve bijdrage aan het theaterveld’ kan daarin uitkomst bieden. De prijs is bedoeld voor personen op het podium, die op innovatieve wijze hun rol vormgeven, schrijft de VSCD. ‘Het is een open categorie, waarbij je kunt denken aan het gezamenlijk spelen van een rol, het doorbreken van genre-grenzen of het openbreken van het maakproces door makers die speler zijn en spelers die maker zijn.’

Hadassah de Boer: ‘Ik moet denken aan Naomi Velissariou en haar theaterconcerten. Ze heeft een vorm van muziektheater ontwikkeld waar makers nog steeds op voortborduren.’ Rick Paul van Mulligen noemt Florian Myjer als iemand die op een heel andere manier met acteren omgaat. ‘Volgens mij heeft hij een nieuwe, kwetsbare manier van acteren gevonden die heel erg aanslaat bij wat hij wil vertellen en bij deze tijd. Het is knap om heel vakkundig een mooie rol te vertolken, maar hij kan van iets heel persoonlijks iets heel theatraals maken.’ Manja Topper moet denken aan Carolina Bianchi, die in A Noiva e o Boa Noite Cinderela, een bekende rape drug inneemt en vervolgens een deel van de voorstelling bewusteloos is. ‘Het is een vorm van spelen die ik nog nooit had gezien. Het is heel radicaal en roept gelijk allerlei vragen op. Is het nog spelen? Is het wel waar en wat maakt dat nog uit, als het goed is?’

Toneelprijzen zijn sowieso ‘een raar concept’, zegt Topper. ‘Acteren is geen sport. Maar als je dan toch prijzen uitreikt, zou ik zeggen: nomineer zoveel mogelijk mensen, dan profiteren er zoveel mogelijk mensen van. Meer reclame voor de sector, meer feestelijkheid.’ En prijzen kunnen wel helpen om met elkaar de dialoog over kwaliteit te voeren. Topper: ‘Wat vinden anderen mooi, wat vind ik daarvan, wat is moeilijk om te eten maar toch heel interessant? Dat zijn belangrijke gesprekken om met elkaar te blijven voeren.’

foto Anna van Kooij

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2024