Om recht te doen aan de belangrijke plek die het gesprek in de kunstreceptie inneemt, introduceert Theatermaker de dialoogrecensie: een gesprek tussen een recensent en een bezoeker met speciale kennis over het onderwerp van de voorstelling.

Welke voorstelling?

Othello van Het Nationale Theater. Voor haar bewerking stond regisseur Daria Bukvić een specifiek doel voor ogen: ze wilde het stuk gebruiken om het systemisch racisme binnen een witte samenleving te laten zien. Dat is in de voorstelling goed te merken: in de soms subtiel, soms expliciet racistische taal die auteur Esther Duysker in haar tekst verwerkte, in de scenografie, die de kleur wit bijna als wapen hanteert en verwijzingen naar lynchpartijen in zich draagt, en bovenal in het slot, waar Othello afziet van de moord op Desdemona maar alsnog door zijn tegenspelers wordt veroordeeld.

Met wie?

Prof. dr. Gloria Wekker, emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit aan de Universiteit Utrecht, verwierf nationale bekendheid met haar boek Witte onschuld (AUP, 2017), waarin ze schreef over de verbintenis tussen de Nederlandse koloniale geschiedenis en geïnstitutionaliseerd racisme in de Nederlandse maatschappij.

Waar?

Theater Frascati, Amsterdam

 

Toch weer de verliezer 

Na de voorstelling zegt Wekker als eerste dat ze zich bijna zorgen ging maken over hoofdrolspeler Werner Kolf. ‘Hoe zwaar moet het wel niet voor hem zijn om deze voorstelling avond na avond te spelen, en hoe eenzaam! Ik hoop dat hij genoeg spirituele hulp zoekt en krijgt.’

Marijn Lems: `Hoe bedoelt u dat? Vanwege de harde scheiding die de voorstelling tussen wit en zwart legt?’

Gloria Wekker: `Ja, en Kolf belichaamt eigenlijk wat het betekent om die apartheid te ondergaan. Voor mij gaat het stuk over de onttakeling van een zwarte man – hij begint trots en zelfverzekerd en wordt naarmate het stuk vordert steeds kleiner en onzekerder. Het voelt zo eenzaam omdat hij niemand kan vertrouwen, hij heeft geen enkele echte bondgenoot.’

Lems: `Hoewel Desdemona haar best doet. Maar wellicht verhinderen haar status en privileges haar ook om zich werkelijk in Othello te verplaatsen. Het is in dat kader veelzeggend hoe nonchalant ze met het verlies van de zakdoek van Othello’s moeder omgaat.’

Wekker: `Desdemona is helemaal thuis in die wereld. Ze heeft een rijke en machtige familie, er zijn mannen die dol op haar zijn, hun positie en relatie is heel asymmetrisch. In het begin zie je de liefde ervan afspatten maar daarna begrijpt ze heel lang niet echt wat er met hem aan de hand is (wat ook logisch is natuurlijk, ze heeft geen weet van wat Jago Othello influistert), en dan wordt Othello’s existentiële eenzaamheid te groot en kan ze hem niet meer bereiken.

‘Waar dit stuk me over doet nadenken is wat deze samenleving met zwarte mensen doet. Het witte is in de voorstelling heel erg stark. De witte doeken aan de zijkant staan eerst open, waardoor er ruimte ontstaat, en dat valt samen met de momenten van geluk. Daarna sluiten de doeken zich en wordt Othello ingesloten in een witte wereld, en daarna wordt het weggetrokken waardoor er leegte overblijft.’

Lems: `Of voorbij die leegte de sluimerende haat: voor mij symboliseerden de constructies die achterbleven de galg, alsof er vlak onder de laag van zogenaamde witte beschaving altijd geweld schuilgaat.’

Wekker: `Het stuk maakt op mij een kille indruk, het blijft heel cerebraal, omdat je vanaf het begin voelt dat het een tragedie wordt blijft het ook op afstand – en ook omdat het zo pijnlijk is om naar te kijken.’

Lems: `Maakt het feit dat het publiek grotendeels wit is het voor u een nog pijnlijkere kijkervaring?’

Wekker: `Ja, het eerste wat me opvalt als ik de zaal binnenkom is dat er voor 98 procent witte mensen zitten. Dat bepaalt mijn kijkervaring al, met wie deel ik wat ik tijdens de voorstelling meemaak? En dan zet het feit dat er soms om dingen gelachen wordt die ik juist heel pijnlijk vind, me nog meer op afstand.

Wat ik me daardoor tijdens het kijken ook afvraag: als Bukvić zegt dat ze racisme centraal wil stellen, pikt het publiek dat dan wel genoeg op als ze naar deze voorstelling kijkt? Het feit dat mensen begonnen te lachen op een moment dat er een virulente racistische uitdrukking wordt gebruikt, doet me denken dat mensen geamuseerd werden en niet pijnlijk getroffen. Ik vind het niet ontregelend genoeg voor de witte kijker, ook omdat het stuk je niet genoeg de kans geeft om met Othello mee te bewegen. Jago is nog te sterk het punt van identificatie voor het publiek: hij is wel kwaadaardig, maar krijgt de lekkerste oneliners en smeedt een verbondje met het publiek, en krijgt zo ook de lachers op zijn hand.’

Lems: `Wat vond u in die zin van het slot van de voorstelling?’

Wekker: `Ik vond het interessant dat in de ontknoping verschillende werkelijkheden naast elkaar worden gezet, en de witte realiteit dominant is – zelfs als Othello van het script afwijkt wordt dat genegeerd. Als hij zich op het eind tot het publiek richt, ga je steeds dieper in de onttakeling. Daar had ik ook moeite mee – eigenlijk zou ik Othello anders hebben willen zien, met kracht, als je het stuk toch gaat herschrijven waarom doe je er dan niet nóg iets radicalers mee? Je had je ook kunnen voorstellen dat Othello zich had verweerd, zo van: `Jullie kunnen allemaal mijn kont kussen, ik hou van die vrouw.’ Nu blijft Othello een slachtoffer, het was ontregelender geweest als hij de macht had gegrepen.’

Lems: `Kent u de film Django Unchained van Quentin Tarantino? Aan het slot van die film vermoordt het tot slaaf gemaakte hoofdpersonage alle witte mensen die zijn gevangenschap mogelijk hebben gemaakt, en veel witte recensenten vonden die geweldsorgie overdreven. Het interessante is dat Inglourious Basterds, de W.O. II-film die Tarantino daarvoor maakte, een vergelijkbare structuur heeft, maar dat nazi’s daar het doelwit zijn – en dat daar bijna niemand over het bloedbad aan het einde viel. Dat doet vermoeden dat we het moeilijk vinden om een zwarte man in de rol van wraakengel te zien, en/of dat we ons meer met slaveneigenaren identificeren dan met nazi’s.

‘Eigenlijk stellen we hiermee ook de vraag wat de verantwoordelijkheid van een kunstenaar is: de werkelijkheid analyseren of (ook) andere mogelijkheden voorstellen? Bukvić en Duijsker kiezen hier duidelijk voor het eerste, voor het blootleggen van uitsluitingsmechanismes. Wat vond u in dat kader eigenlijk van de vrouwenrollen in de voorstelling?’

Wekker: `Ik vond het interessant dat de hertog door een vrouw gespeeld wordt, en dat dat geen enkel effect heeft op de patriarchale machtsverhoudingen. En ook het feminisme van Emilia blijft heel beperkt: ze doet zich voor als een bondgenoot van Desdemona maar kan duidelijk niet buiten het systeem denken, het is een fatalistische houding ten opzichte van rollenpatronen. Ze is zo ingekapseld in het systeem dat ze uiteindelijk ook Othello ten onrechte van moord beschuldigt.

‘Wat ik erg treffend vond was hoe er getoond wordt hoe hard je moet werken om binnen een interraciale relatie elkaar echt te kunnen begrijpen. Liefdesrelaties tussen wit en zwart worden vaak aangehaald als het grootste bewijs van integratie, terwijl je vaak door allerlei pijn en onbewuste vooroordelen heen moet om elkaar werkelijk te zien voor wie je bent.’

Lems: `Het taalgebruik in de voorstelling is vaak expliciet racistisch. Vond u dat in de context van het stuk gerechtvaardigd? Ik moest denken aan de kritische reactie van de Brusselse stadsdramaturg Tunde Adefioye op het gebruik van het n-woord in Ne Swarte van Jan Decorte. Hij omschreef het gewelddadige van het gebruik van dat woord als zwarte toeschouwer in een `zee van witte mensen’.’

Wekker: `Ik vond het taalgebruik als zwarte vrouw uiterst pijnlijk. De vraag is of de bedoeling, de ontoelaatbaarheid van die racistische taal, overkomt. Zoals ik al zei: als witte mensen het grappig vinden, gaat er iets mis. En als de opbrengst uiteindelijk alleen maar is dat zwarte toeschouwers in hun stoel zitten te krimpen, is het niet gerechtvaardigd.

‘Maar bovenal vind ik het jammer dat we gedurende het hele stuk toch weer naar de onderwerping van een zwarte man zitten te kijken. Othello wordt in het begin getoond als een koninklijke verschijning (hij ziet er zo mooi uit in die jas!) en dan is het teleurstellend dat hij als de verliezer eindigt.

 

Foto: Sanne Peper

Dossiers

Theatermaker april 2018