Weg met Eddy Bellegueule, van Eline Arbo en Toneelschuur Producties, was dé hitvoorstelling van het afgelopen manke seizoen. Arbo ontving de regieprijs voor het stuk dat gebaseerd is op de gelijknamige debuutroman van Édouard Louis. De vier acteurs zijn gezamenlijk genomineerd voor de Louis d’Or. Voor Jesse Mensah (26), een van het viertal, was het een intens jaar.

Wat zou je doen op 12 maart, de dag dat de theaters dichtgingen? Wat heb je in plaats daarvan gedaan? 

‘Ik was net één dag begonnen met repeteren voor Kasimir en Karoline van Nina Spijkers, waarin ik de rol van Kasimir op me zou nemen. We mochten toen al niet meer bij elkaar in dezelfde ruimte zijn, dus werd het een eerste belafspraak. Nina gaf ons nog opdrachten mee. De dag erna werd alles afgezegd. Ik was aan het wandelen toen ik het nieuws kreeg. Ook een paar andere opdrachten gingen niet door, ik zou bijvoorbeeld nog een project doen op het Zeeland Nazomer Festival.

Ik heb altijd dat als ik aan het werk ben, ik niet wil stoppen. Dan plan ik alles vol met nog meer werk. En als ik vrij of vakantie heb, wil ik nooit meer beginnen. Toen ik verplicht vakantie kreeg, was ik de eerste drie dagen gevloerd, ik kwam niet van de bank af. Ik merkte dat ik helemaal op was, onder andere van de toer met Weg met Eddy Bellegueule. De rust deed me goed, ik genoot er wel van. 

De eerste maanden heb ik vrij weinig gedaan. Later kwamen er kleine klusjes bij. Draaien voor tv was al gauw weer mogelijk; ik heb gefilmd voor Het Klokhuis, ik mocht een presentatieklus voor het Holland Festival doen, dingen inspreken. Toen de regels nog soepeler werden hebben we met ons collectief Konvooi de Ilias hernomen. Die mochten we opeens in het Amsterdamse Bos en Caprera spelen, geweldig. Dit is mijn laatste rustige week. Nu is het weer alles of niets: de herneming van Eddy, ik ga een paar dagen draaien voor Het Klokhuis, en half september begin ik in een nieuwe Oostpoolproductie, Liefdesziek, met regisseur Charli Chung.’

Kun je nu al zeggen wat deze periode met je heeft gedaan? 

‘Als mens heb ik geleerd dat het belangrijk is om af en toe vrij te nemen. De lockdown was de langste periode van rust die ik in lange tijd heb gehad. En wat betreft mijn werk, ik ben nu Eddy aan het terughalen voor de herneming, en ik merk dat de voorstelling is ingedaald. Ik heb niet eerder zo’n grote herneming gedaan, dus ik vind het spannend. Maar de voorstelling zit in mijn lijf, in mijn stem, en ik voel ruimte om het met nieuwe ogen te bekijken. Ik weet beter hoe we dit verhaal moeten vertellen, ik ben scherper. Misschien is het te vergelijken met terugkijken op zestien jaar zijn. Toen ik zestien was dacht ik: nu snap ik het leven helemaal. Als ik nu terugkijk denk ik, sommige dingen heb ik goed aangepakt, maar in sommige dingen was ik echt onuitstaanbaar, en zoveel snapte ik niet van het leven. Het is alsof ik nu mijn zestiende jaar opnieuw mag gaan doen, met de kennis van nu.’

De voorstelling was een grote hit. Is dat moeilijk, om met dat zelfbewustzijn opnieuw de theaters in te gaan?

‘De waardering van buitenaf heeft me het stuk nog beter doen begrijpen. Tijdens het spelen had ik niet zo door hoe bijzonder het was, maar nu zie ik dat we alles hebben gegeven. We hebben het met zoveel liefde gemaakt. Nu proberen we het naar een hoger plan te tillen, maar dat is ook moeilijk. Het is fijner om zonder verwachtingen te kunnen spelen, meer vanuit een underdog positie.’

In Weg met Eddy Bellegueule worstelt de jonge Eddy met het vinden van zijn plek in de harde arbeidersgemeenschap van een dorp in Noord-Frankrijk, in de jaren negentig. Iedereen werkt in de fabriek of de supermarkt, uitgeput door zware arbeid. Tegenover hun uitzichtloosheid houden de inwoners een overdreven ideaal van masculiniteit hoog. De gevoelige Eddy is echter een feminiene jongen, en daarom dagelijks het mikpunt van geweld en spot. In de regie van Arbo spelen vier acteurs om beurten Eddy en verteller Édouard Louis, en nemen ze ook alle andere rollen wisselend voor hun rekening.

Wat is jouw rol geweest in het maakproces?

‘Regisseur Eline Arbo, performers Victor IJdens, Felix Schellekens, Romijn Scholten en ik, we hebben het echt met zijn allen gemaakt. Eerst zijn we grondig door de eerste bewerking gegaan met de tekst van de roman erbij, opnieuw, opnieuw, en opnieuw, in Noorse, Franse, Engelse en Nederlandse vertaling. We hebben lang gezocht naar de, volgens ons, juiste taal van een arbeidersmilieu. De Nederlandse vertaling van de roman vonden we soms te archaïsch.

Ook de samenwerking met kostuumontwerper Rebekka Wörmann vond ik bijzonder geslaagd. We zijn samen op zoek gegaan naar de juiste kostuums, die zowel straatcultuur als vrouwelijkheid uitdrukten. 

Vanaf het begin viel alles samen, tussen iedereen die aan de voorstelling meewerkte. We begrepen elkaar, en konden ook kritisch zijn. We waren met twee heteroseksuele en twee homoseksuele spelers; we hebben veel gepraat over hoe we onze seksualiteit en de inclusiviteit van onze omgeving beleven. Eline is heel goed in een groep bij elkaar brengen en houden.’

Jullie spelen alle vier Eddy, en jij daarnaast ook zijn moeder. Je zet haar geweldig neer, babbelziek maar intelligent, liefhebbend en hard, met eeuwig een sigaretje in je hand.

‘Bij de eerste lezing voelde ik meteen een sterke klik met haar, ik voelde dat ik deze vrouw wilde, nee, móést begrijpen. Ze heeft ontzettend veel meegemaakt. Het leven heeft zo anders uitgepakt dan ze heeft gewild. Daarin staat ze ver van me af. Ze is een vrouw van middelbare leeftijd die miskramen heeft gehad, kinderen op de wereld heeft gezet, ze heeft weinig vooruitzichten in een heftig milieu. Voor mij als acteur is juist die afstand interessant, dat is wat ik doe, me verplaatsen in anderen. Met Eline heb ik voornamelijk gezocht naar haar taal, haar manier van praten; met hardheid misschien wel als uitdrukking van onvoorwaardelijke liefde. Eline zei eens: ‘Hoe wij samen in de kroeg zitten, zo moet je ook de moeder spelen. Soms heb je een scherpte of valsheid die je ook in de rol mag stoppen.’ Zelf houd ik best wel van de vierde wand, maar zij vroeg me om me te openen naar het publiek, het mee te nemen. ‘Beschouw je publiek als de vriendinnengroep op het plein aan wie zij het verhaal van haar miskramen vertelt, ook al hebben die vriendinnen het al honderd keer gehoord’, zei ze. Dat is de code van die vrouw. Het breekt met de theaterwetten, maar zij is óók onaangepast, door constant ongevraagd over haar ervaringen te vertellen.’

In hoeverre herken jij je in het verhaal van Eddy?  

Weinig. Ik heb altijd geluk gehad. Ik ben in Amsterdam geboren en getogen in een linkse en open minded familie, en ik heb altijd mogen doen wat ik wil. Armoede heb ik nooit gekend. Op mijn negende begon ik aan de balletacademie, en ook daar was de cultuur heel open. Ik kon altijd openlijk homoseksueel zijn, en ik heb me nooit anders behandeld gevoeld om mijn kleur – ik heb een zwarte vader en witte moeder. Ik heb me nooit misplaatst gevoeld. 

Het thema van Eddy is natuurlijk een van de meest universele: het gevoel dat je ergens niet hoort, dat er iets niet klopt in je leven. Maar zelfs dat herken ik niet echt. Al wordt homo zijn nog lang niet overal geaccepteerd in de maatschappij, en zwart zijn blijkbaar ook nog niet. Ik denk dat ik me daarom wel verbonden voel met de denkwijze van Louis. Daar hoef je niet eens gediscrimineerd voor te zijn, dat is gewoon aan de hand in de wereld.’ 

Hoe zie jij de kwestie van representatie? Wat is de vrijheid en de verantwoordelijkheid van een acteur? 

‘Zo’n lastige vraag. Ik heb meerdere vrouwen gespeeld, zoals Masja in Tsjechovs Platonov (door Theater Utrecht, red.), Helena in de Ilias, en nu de moeder van Eddy. Iemand anders spelen is mijn vak. Op de toneelschool wilde ik al vrouwenrollen spelen; we deden in het allereerste lesblok van het eerste jaar Hamlet en ik wilde de moeder zijn. Je moet ook mannenrollen kunnen spelen, werd ik gewaarschuwd. Ik kan dat al, dacht ik, ik ben toch een man. 

Aan de andere kant denk ik dat je iemand moet vragen voor een rol die daar het allerbeste voor is. Een transgender weet uiteraard beter wat het is om een transgender te spelen dan ik. Maar het gaat er voor mij ook om of je de psychologie van een personage kunt begrijpen. Ik vind het zelf oké als ik een rol krijg mede vanwege mijn huidskleur, het is mijn taak om er het beste van te maken. Ik probeer alles wat ik doe zo liefdevol en begripvol mogelijk te spelen, zeker als het gaat om personages uit groepen die ongelijke behandeling ervaren. Ik zou het echt erg vinden als ik de kritiek zou krijgen dat ik de moeder van Eddy oneerbiedig neerzet. En bovendien: ik heb die rollen nooit als vrouwen gespeeld, maar met ambiguïteit. Ik ga geen vrouw nadoen. Ik neem het vrouwelijke mee en maak het dan van mezelf. Ik had de vrouwen die ik toe nu toe heb neergezet, niet willen spelen met een pruik op en een jurkje aan. Ik ben best wel sierlijk en feminien, maar ook echt een man. Ik ben heel erg gefascineerd door het onzijdige, in wat een mens een mens maakt.’

Loop je tegen stereotypen aan, in de rollen die je worden aangeboden?

‘Ik krijg nu meer aanbiedingen voor homoseksuele, vrouwelijke of identiteitsloze rollen. Misschien is dat een Eddy-effect? Het voelt niet alsof ik steeds dezelfde rol speel, alsof ik mezelf herhaal. En rondom mijn huidskleur heb ik er eigenlijk niet zo last van. Ik ontken niet dat kleur een rol speelt, maar het is voor mij en de mensen met wie ik tot nu toe heb gewerkt geen thema.

Al lijkt het me fantastisch om ooit een soldaat in een film over de Tweede Wereldoorlog te spelen, maar daarvoor worden vooralsnog alleen witte acteurs gecast.’ 

En hoe vrij kun je zijn met betrekking tot het arbeidersmilieu waarin Eddy zich afspeelt? 

‘Dit vonden we allemaal best moeilijk, want niemand van ons kent die wereld. We wilden er respectvol mee omgaan, maar tegelijkertijd is het ook de vijandige omgeving die Eddy onderdrukt. De sleutel lag in de taal. De personages zijn niet geschoold, ze gebruiken een andere zinsopbouw, een ander jargon. Daarnaast zijn we niet 100 procent voor een realistische uitbeelding gegaan, zoals in de kostuums en de scenografie; het is best wel esthetisch en abstract. We zien er bijvoorbeeld niet vies uit.

We hebben ook gezocht naar het contrast tussen de verteller – de stem van de auteur – en de jonge Eddy. Tussen hen verschilt de taal in muzikaliteit, tempo en ritme. Door dat contrast ontstond ruimte, waardoor we die wereld van arbeiders toch theatraal en soms komisch konden weergeven.’

Terugkijkend op je rollen van de afgelopen jaren, is identiteit een centraal thema. Interessant, juist omdat je zelf geen beperkingen ervaart vanwege je identiteit.

‘Dat zit inderdaad als hoofdthema in alle rollen die ik de afgelopen tijd heb gespeeld. Het is natuurlijk een breed thema, en het speelt heel erg in de wereld, ook juist in het theaterlandschap. 

Mijn eigen zoektocht naar een plek in de wereld ging intuïtief en organisch, in alle vrijheid, en ik kom er nu achter dat dat bijzonder is. Ik heb tegen mijn ouders aangetrapt, met ze gelachen, gehuild, en ze hebben me mijn eigen fouten laten maken. Zo werd ik iemand die niets uit de weg gaat.’

Waaruit put je dan voor die rollen?

‘Waar ik naar streef is open te staan om nieuwe dingen te leren, ik probeer me zo min mogelijk af te sluiten voor indrukken en invloeden. Blijven leren als mens. Hoe het werkt weet ik niet, maar iedereen en ieder personage heeft mij iets te leren. Volgens mij heb ik het perfecte vak gekozen, theater is een gids door het leven waarin ik steeds andere aspecten mag uitproberen, intellectueel en emotioneel. Acteren is een enorme ontdekkingsreis door de menselijke geest.’

Wat heb je bijvoorbeeld van Eddy geleerd? 

‘Dat ongefilterde van Eddy en zijn omgeving, dat ik dat mag toelaten. Ik kan iets gereserveerds hebben, ik ben lang een binnenvetter geweest. Dat bouw ik dan op totdat het er in een huilbui uitkomt. Van Eddy heb ik geleerd om niet meer altijd op de meest lieve manier of via achterweggetjes te handelen. Ik heb er zoveel meer aan om gewoon open te zijn en eerlijk te zeggen wat ik vind. De laatste maanden ben ik daar veel mee bezig geweest. En dan bedoel ik niet dat ik mensen wil kwetsen, maar dat ik het gewoon mag zeggen als iets me niet lekker zit of juist wel.‘

Je bent een van de ondertekenaars van een open brief aan de theatersector van afgelopen juni, tegen de angstcultuur in de podiumkunsten. De directe aanleiding daarvoor was het onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag van de artistiek leider van Oostpool. Hoe ervaar jij die angstcultuur?

‘Persoonlijk heb ik er gelukkig minder ervaring mee, maar ik schrik ook weer niet van de berichtgeving. Ik ben opgeleid met een impliciete boodschap dat je sommige dingen gewoon moet slikken. En we kenden allemaal verhalen, heel veel mensen wisten wat er speelde in de sector, maar hielden hun mond. Terwijl ons vak bestaat bij de gratie van vertrouwen. Ik vind het moeilijk te zeggen waar deze grenzen liggen, maar hoop dat het door bijvoorbeeld deze open brief steeds makkelijker wordt voor iedereen om de eigen grenzen aan te geven.’

Wat zou je willen veranderen aan de theaterwereld? 

‘Ik zou willen dat er veel meer geld bijkomt, dat het niet meer om kaartverkoop draait, of überhaupt om verkoop. Dat het alleen nog maar kan gaan over maken. Er is zoveel talent in Nederland, en zo weinig mensen krijgen de kans om dat optimaal te benutten. Je mag geen fouten maken. Dat vond ik ook moeilijk aan de hype rondom Weg met Eddy Bellegueule. Het is natuurlijk te gek, maar dat succes kan voor anderen weer dingen uitsluiten. Neem eens een onbekende aan, zou ik tegen de ivoren toren willen zeggen, toon eens wat durf. Bij mij gaat het meer dan prima, maar ik ken zoveel mensen die knettergoed zijn en toch geen kansen krijgen.’

Er is zoveel tegelijk aan de hand in het veld: de gevolgen van de coronacrisis, het inclusiviteitsdebat, grensoverschrijdend gedrag, de toch al gebrekkige middelen en hoe fair practice voorop te stellen. 

‘Ja, en dat zijn allemaal thema’s om werk over te maken, en dan komt er weer geen geld. Zo frustrerend. Wat ik echt een van de kutste dingen vind, is dat er geen concreet, eenduidig antwoord is op de vraag waarom kunst belangrijk is. Terwijl dat zo nodig is. Leg het maar eens uit aan mensen die dat niet snappen en niet komen kijken.’ 

Heeft een van deze thema’s je bijzondere aandacht?

‘Al deze problemen houden me bezig, ik word er strijdlustig van. Ze dwingen me steeds meer om hierover na te denken. Mijn streven is om heel erg goed te worden in mijn vak en daar dan iets mee te bereiken; om op een sluimerende manier de barricaden op te gaan. Dat ik misschien een voorbeeld kan zijn. In de rollen die ik speel. Dat is mijn doel, dat zie ik steeds duidelijker.’

Je hebt eerst diverse dansopleidingen gedaan, voordat je acteur werd. Welke rol speelt dans nog in je leven? 

‘Ik dans bijna niet meer. Ik heb er nog altijd veel aan, want ik ken mijn lichaam goed, van kinds af aan al toen ik vijf dagen per week danste. Ik zit goed in mijn vel, maar put niet genoeg lol uit mezelf fysiek uitputten en ik kan er minder goed een verhaal mee vertellen.’

Waarom heb je de overstap gemaakt, hoe ging dat?

‘De balletacademie heb ik vier jaar lang met veel plezier, inzet en liefde gedaan. In het vijfde jaar – tijdens het derde jaar van de middelbare school – kregen we ineens heel strenge technische les, en toen ging de lol er wel vanaf. Ik deed aangepast onderwijs en zat in de klas met veel studenten van Lucia Marthas. Zij deden altijd de vetste dansjes, vond ik toen. Vervolgens ben ik daar aangenomen. Ik heb de opleiding afgemaakt, maar dat was ook niet de kant waar ik op wilde, te veel show, glitter en glamour. Destijds had ik een bijbaantje in een restaurant, waar een collega de jazz- en musicaldansopleiding deed. Hij vertelde: daar dans je vanuit jezelf, vanuit de mens. Ik deed auditie en werd aangenomen. Maar ik begon daar ook theatervoorstellingen te bezoeken, en na een voorstelling van de toneelschool klikte er iets. Ik was superverlegen, totaal geen prater, maar ik wilde het per se. Omdat ik pas zestien was heb ik eerst een parttime vooropleiding gedaan, en een jaar later werd ik aangenomen. 

Sindsdien heb ik altijd het gevoel gehad dat ik op de juiste plek zat. Het was klaar met dansen. De laatste jaren had ik allerlei fysieke klachten gehad, ik zat het laatste jaar grotendeels op de bank. De dag dat ik werd aangenomen bij de toneelopleiding waren alle klachten op slag weg. Ik heb nooit meer getwijfeld.’ 

foto Nichon Glerum
over de fotoserie

Dossiers

Theaterjaarboek 2019/2020