Het is een manier van werken in het dansveld die in opkomst is en die uitgaat van beperkingen als kracht: inclusiedans. Wat zijn de praktische en artistieke voorwaarden om inclusiedans te kunnen maken? Theatermaker ging in gesprek met betrokkenen. Conclusie: de dag waarop de term inclusiedans kan worden afgeschaft is een mijlpaal voor de danssector.

 Al jaren maken pioniers als Joop Oonk, Adriaan Luteijn, Martine van Dijk, jonge maker Jordy Dik en enkele andere kleine initiatieven zich hard voor een werkwijze in de dans waarbij lichamelijke of psychische mogelijkheden geen belemmering vormden. Sinds 2015 is ook Holland Dance Festival (HDF) van de partij. ‘Inclusiedans is een term voor wat in het Engels vaak ‘integrated dance’ wordt genoemd. Mensen met verschillende fysieke en psychische mogelijkheden worden bij elkaar gebracht in een les of voorstelling’, vertelt Irene van Zeeland van HDF. Beperkingen worden als kracht gezien in plaats van als zwakte. Van Zeeland is Hoofd Holland Dance Festival in de Maatschappij; DanceAble heet het programma waarmee HDF bijdraagt aan een inclusieve danspraktijk. Onder deze noemer brengen zij zowel voorstellingen als lessen die inclusief zijn. Doordat Holland Dance Festival als grote organisatie in staat is om meer financiering te realiseren, zijn de ontwikkelingen binnen inclusiedans sinds enkele jaren in een stroomversnelling gekomen.

Van Zeeland: ‘Wij zijn onderdeel van het project Europe Beyond Access, waarin we met partners uit zeven Europese landen vier jaar werken om inclusiedans steviger te aarden in het veld. Al onze inclusieve activiteiten worden daaruit gefinancierd, en partijen als het BGL Fonds, Fonds 1818 en het Fonds voor Cultuurparticipatie, financieren de helft die overblijft. De grotere structuren om inclusiedans mogelijk te maken beginnen dus te komen.’

Afgelopen herfst honoreerde het Fonds Podiumkunsten voor het eerst een subsidieaanvraag voor een inclusieve dansvoorstelling van Holland Dance Festival, namelijk Sum of Us van Jasper van Luijk. ‘Dat dat nu pas is gebeurd, zegt iets over de staat van inclusiedans in Nederland. Het is nog heel jong.’

Goede financiering is wel een belangrijke voorwaarde om inclusiedans te kunnen maken. Van Zeeland: ‘Er zijn meer kostenposten: ruimtes moeten rolstoeltoegankelijk zijn, sommige dansers kunnen niet met de trein en moeten bijvoorbeeld worden opgehaald met een busje. Er is soms een aangepaste hotelkamer nodig. Niet alle dansers trekken het om een hele dag te repeteren, dus soms zijn er aangepaste repetitietijden. Om dat mogelijk te maken, moet je je hele denken omgooien.’

Dit jaar zijn drie van de zeventien producties tijdens het Holland Dance Festival inclusief, waarvan Sum of Us de enige Nederlandse productie is. ‘Het probleem is dat er in Nederland weinig inclusiedans wordt geproduceerd. Daarom halen we voorstellingen uit het buitenland en produceren we zelf.’

Nu de derde editie DanceAble achter de rug is, merkt Van Zeeland dat de discussie rondom de terminologie zich ontwikkelt. ‘Wij gebruiken de term inclusiedans heel bewust, omdat veel mensen überhaupt nog niet bekend zijn met het idee dat lessen voor iedereen kunnen zijn, ongeacht de fysieke staat. Wanneer we de lessen als reguliere dansles wegzetten, slaan we de plank mis. Want je wilt de mensen uitnodigen die denken ‘dit is niet voor mij’. Het gaat erom dat iedereen de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen als artiest en danskunstenaar.’

‘Natuurlijk zou het mooi zijn wanneer de term inclusiedans niet meer nodig is, omdat alle dans inclusief is. Maar nu heeft het nog een eigen spotlight nodig. Als je inclusiedans niet benoemt, er niet apart voor adverteert en de financiering er niet op aanpast, dan is dat bijna niet mogelijk.’ 

Jasper van Luijk: ‘Gooi de term inclusiedans maar uit het raam.’

Vier mensen en een rolstoel zitten tegen de muur. De meest linker komt in beweging en klimt langzaam over de anderen heen. Op zijn hoofd, met zijn handen op de vloer, loopt hij langs de muur, terwijl hij geleid wordt met kleine duwtjes en opstapjes.

Even tevoren was een van de dansers nog boos de studio uitgelopen. Het was niet haar dag; na een periode van vijftien jaar minimaal sociaal, gebeurt dat soms. Van Luijk heeft er een duidelijk standpunt over: ‘Van iedereen wordt een professionele werkhouding verwacht. We zijn geen sociaal-maatschappelijke instelling, de dansers worden gewoon betaald.’

Toen Holland Dance Festival Van Luijk vroeg om een voorstelling te maken met dansers met en zónder beperking, was dat ook precies de houding waarmee hij erin stapte. ‘Het mag niet gaan over beperkingen. Ik denk dat dat de grootste fout is die je kunt maken. Ik neem iedereen serieus als artiest en wil samen aan een voorstelling werken. En als er dan een rolstoel is, of iemand blind is, dan werken we daarmee.’

Voor zijn voorstelling Sum of Us, die deze februari in première ging, zijn alle dansers, op één na, professionals. Het was een uitdaging om de cast samen te stellen, en de dansers met een beperking vond hij uiteindelijk via het netwerk van Holland Dance Festival.

‘Het proces is hetzelfde als elk ander werkproces. Hiervoor deed ik een project waarbij ik werkte met een fotograaf die nog nooit had gedanst (Shot, red.). Het is belangrijk om een ‘wij’ te zijn, en niet ‘de choreograaf’ en ‘de dansers’, en om vanuit die gedachte samen te creëren. Dan is het makkelijker om van perspectief te wisselen tijdens repetities en aan elkaars behoeftes en werkmodus tegemoet te komen. Daarbij moet je erkennen dat elk proces anders is en dat je altijd een nieuwe werkmodus moet vinden.’

 Een rolstoel en twee vrouwen. Ze lijken te zweven. De een duwt de stoel langzaam voort, de ander zweeft erboven, de armen gespreid. Zo draagt en stuwt de stoel hen voort. Van Luijk: ‘Zo’n rolstoel vind ik gewoon een lelijk ding, esthetisch gezien. Maar ik wil hem wel gebruiken als choreografisch tool. Hoe kan die inspireren zonder als obstakel te worden gezien? Een van de dansers, Pauline Briquet, vertelt: ‘Het is alsof je een extra lichaam hebt in de voorstelling.’

Van Luijk: ‘De danseres van wie de rolstoel is, kan ook in en uit de stoel komen. Daarom wordt die rolstoel iets van iedereen, meerdere mensen zijn er eigenaar van. Daardoor speel je met de vraag of het wel een handicap is, of dat het een handvat kan zijn.’ Briquet: ‘De eerste twee repetitiedagen hebben we improvisatieopdrachten gedaan. Het werken met de rolstoel veranderde ook onze fysieke mogelijkheden. Dat is heel interessant.’

Van Luijk: ‘Inclusiviteit is een werkhouding. En het maakt niet uit of je werkt met dansers met een beperking, dansers met andere achtergronden of dat je met dansers op leeftijd op de vloer staat. Het gaat erom dat je elk verhaal en elk individu serieus neemt en dat je dat een impact geeft in het artistieke proces. Iedereen op de vloer is een kunstenaar. Daarom vind ik de hype rondom inclusiviteit lastig, omdat het veel meer lijkt te gaan over representatie en boxen afvinken, terwijl, als je de werkhouding niet verandert, je niet inclusief kunt werken. Wanneer iedereen wordt gerepresenteerd, betekent dat niet automatisch dat je inclusief bent. Ik heb een regiefunctie. Het gaat erom dat ik ook een stap terug durf te doen en kan zeggen: wij zijn als kunstenaars samen verantwoordelijk voor het proces en resultaat.’

‘In Engeland zijn er mensen die zelf een beperking hebben en aan het hoofd staan van een gezelschap. In Nederland missen we dat nog. Maar betekent dat in Nederland dat je als niet-beperkte choreograaf níet iemand met een beperking mag meenemen in het proces? Dat geloof ik niet. Ik denk wel dat het goed is als die representatie altijd artistiek gemotiveerd is. De Britse choreograaf Dan Daw is een fantastische kunstenaar. Dat kunstenaarschap zorgt ervoor dat hij komt waar hij komt, niet zijn beperking. Dat vind ik belangrijk, laten we zulke keuzes artistiek motiveren. Dan kan iedereen op elke plek terecht komen. Ik denk dat we in Nederland zeker op scholen en academies nog hele grote stappen kunnen maken.’

Briquet: ‘Annemieke Mooij (een van de dansers, red.) bijvoorbeeld, mist een deel van haar arm. Maar omdat ze een opleiding heeft gedaan, zit ze op hetzelfde niveau als de andere dansers. Binnen haar opleiding heeft zij de mogelijkheid gekregen om te doen wat ze leuk vindt en waar ze talent voor heeft. Als we verschillende mensen de kans geven om dezelfde opleiding te doen, dan komen ze op hetzelfde niveau. Verschillen op gebied van gender, kleur of fysiek doen er dan niet meer toe. Want je bent allemaal professional. Het probleem is nu dat er te weinig dansers met een beperking zijn die hetzelfde niveau hebben als dansers zonder beperking, omdat ze niet dezelfde opleiding hebben afgerond.’

‘De term inclusiedans geeft aan dat inclusief werken nog niet is geïntegreerd in de danswereld. Het geeft aan dat er een verschil is met andere dans. Wij werken wél geïntegreerd.’ Van Luijk vult aan: ‘Gooi de term inclusiedans maar uit het raam. Wij zijn gewoon dans aan het maken. Maar soms moet je ergens doorheen, om te veranderen. Het ergste wat mensen van dit project zouden kunnen vinden, is dat ze zeggen: ‘Het is niet zo’n sterke choreografie, maar hij heeft het wel goed aangepakt met die rolstoel’. Dat wil ik niet, dat zou heel zuur zijn.’

Adriaan Luteijn: ‘Mijn werk is de afgelopen vier jaar in een stroomversnelling terecht gekomen.’

‘Het gaat erom dat je als pedagoog of maker een methode vindt waarin je iedereen betrekt en plezier laat beleven aan het proces.’ De term inclusiedans vindt choreograaf Adriaan Luteijn van Introdans verouderd. Luteijn maakt onder de noemer De Ontmoeting al twintig jaar voorstellingen waarin hij dansers van Introdans samen laat werken met bijzondere danspartners – niet altijd professionals. ‘Ik heb gewerkt met mensen met autisme, oudere dansers, mensen met een fysieke beperking en olympische sporters. Dan word je vanzelf in het hokje ‘inclusiedans’ geduwd.’

In 2020 is het thema binnen De Ontmoeting ‘Shapes’. ‘Hoe is je shape? Plussize, minsize, gerimpeld of glad, vloeiend of hoekig? Ik heb drie koppels bij elkaar gezocht die de tegenstellingen daarin belichamen. Ook het trio Circular (uit 2018, met een danser met cerebrale parese, red.), komt terug. Dit jaar werk ik met alleen maar professionals, namelijk dansers van Introdans gekoppeld aan mensen met eveneens een achtergrond in dans. Met amateurs heb je een korte maaktijd, en fysiek gezien kun je minder, omdat ze vaak geen dansachtergrond hebben.’

Toch is zijn benaderingswijze voor zowel professionals als amateurs dezelfde. ‘Ze hebben een andere achtergrond, maar wat overeenkomt is dat ze allemaal mensen zijn die in een vreemde situatie terecht komen. Daar ligt de sleutel. Een danser van Introdans weet van tevoren niet wat voor ziekte of beperking zijn of haar danspartner heeft. Ik wil ook niet dat amateurs zich te druk maken over de professionele omgeving waarin ze belanden. Voor allebei is het spannend. De eerste sessie is intens, die moet gelijk wrijving veroorzaken op het menselijke vlak. Niet fysiek, maar qua geest. Ik geef de dansers dan opdrachten waardoor ze moeten samenwerken en nader tot elkaar komen. Spelenderwijs dokteren ze uit hoe ze kunnen dansen.’

‘Iedereen moet het gevoel hebben dat hij of zij betrokken is bij een professionele productie. Ik wil iedereen naar een bepaald niveau brengen binnen dat proces.’ Daar hoort ook bij dat producties met amateurs dezelfde aandacht krijgen als professionele producties: het repetitieproces is gelijkwaardig, er is mooie belichting, kostuums, de productie wordt door Introdans gedaan.

‘Inclusiedans heeft tot nu toe nog geen ontzettend grote dingen veroorzaakt in Nederland, want we leiden nog steeds niet op. Een danser als Redo (Redouan Ait Chitt, winnaar Zwaan beste dansprestatie 2019, red.) is autodidact en deels bijgeschoold door anderen. Een danser zoals hij wil niet in het hokje inclusiedans belanden, want het is gewoon een professionele danser. Maar in Nederland zijn we nog niet gewend om op zo’n inclusieve manier naar dans te kijken. Toch is mijn werk de afgelopen vier jaar in een stroomversnelling gekomen. Mensen beginnen het te waarderen.’

Er moet nog een hoop gebeuren om een daadwerkelijk inclusief veld te ontwikkelen, denkt Luteijn. ‘Als je een inclusief veld wilt, moet dat van top tot bottom. Amateurdansers kunnen nu nog niet makkelijk terecht op een dansschool. Wij werken nu samen met Cultura Ede, een centrum voor amateurkunst, om daar een antwoord op te vinden. De professionele wereld moet de toon zetten. Ook hbo’s en mbo’s moeten nadenken over hoe ze een divers palet aan studenten trekken.’

‘Ik heb samen met ArtEZ de lessenreeks Dans in de Maatschappij opgezet. Daarin mengen we professionals en non-professionals, en proberen we als pedagoog en als maker een methode te vinden waarin iedereen betrokken is bij het proces en daar plezier aan beleeft.’

Toch is de discussie op de academie nog lastig. ‘Er is bijvoorbeeld geen makkelijke rolstoeltoegang, daar begint het al mee. Ik zou het stiekem tof vinden als de eerste rolstoeldanser zich zou aanmelden op de academie. Volgens de wet mag die namelijk niet geweigerd worden, dus wat zou er dan gebeuren?’

‘Er wordt steeds geroepen dat Nederland zo achterloopt. Maar we hebben diverse groepen die aan de weg timmeren. Het komt wel goed, het heeft alleen tijd nodig.’

foto Menno van der Meulen

Dossiers

Theatermaker maart 2020